Ensie Encyclopedie

Redactie Ensie (2022)

Gepubliceerd op 01-08-2016

Sloot

betekenis & definitie

Een sloot is een natuurlijke of gegraven sleuf die dient voor de aan- en afvoer van water. Sloten bevinden zich op een plek waar regenwater samenstroomt, zodat dit water gezamenlijk kan worden afgevoerd om wateroverlast te voorkomen.

Een sloot is onderdeel van de waterhuishoudkundige infrastructuur. Dit is het totaal aan activiteiten om het grond- en wateroppervlakte zo goed mogelijk te beheren. Het waterbeheer is onderdeel van de waterstaat. Het water dat via de sloten wordt afgevoerd, wordt ergens anders weggepompt. Van groot belang is dat het water goed door kan stromen. Daarom worden sloten bij de schouw (het toezicht op waterstaatswerken) gecontroleerd.

Sloten komen voor op hooggelegen (landbouw)gronden, zoals langs polders, paden of wegen. Sommige sloten zijn erg smal, andere sloten kunnen wel meters breed zijn. Als een waterafvoer ondiep is, is het vaak geen sloot maar een greppel. Niet alleen regenwater, maar ook een deel van het grondwater van weidegronden die aan de sloot grenzen, kunnen een sloot instromen. Daarom wordt het waterniveau in sloten in polders zo laag mogelijk gehouden. Hoe lager dit waterpeil is in een poldergebied (ook wel het polderpeil genoemd), hoe meer grondwater er uit het weidegebied wordt weggetrokken.

Een laag polderpeil heeft als voordeel in veenweidegebieden dat de grond minder zompig is en dat de grond makkelijker te betreden en te berijden is voor vee en landbouwwerktuigen. Veen dat boven de grondwaterspiegel uitkomt, wordt verteert door de lucht die erbij komt. Hierdoor zakt het landoppervlakte. Daarom moeten sloten worden verdiept om zo het polderpeil laag te houden. Sloten kunnen ook dienen als drinkwater voor vee dat op omliggende weilanden staat. Bovendien dienen sloten vaak als verdeling van het land in percelen.