Een enzym is een eiwit dat een chemische reactie binnen of buiten een cel veroorzaakt of versnelt, zonder dat de enzym verbruikt wordt of van samenstelling verandert.
Een enzym is een katalysator die een reactie versnelt. Ook al wordt het enzym zelf niet verbruikt, er gebeurt wel wat met het eiwit. Het enzym verbindt zich namelijk met het substraat tijdens de reacties. In het substraat vindt een reactie plaats door de stofwisseling of de vertering.
Elk enzym is reactiespecifiek, waardoor elk enzym op een andere manier werkt. Wanneer de reactie heeft plaatsgevonden, wordt de enzym weer zoals hij was en kan hij direct weer een andere reactie versnellen. De enzym is in rusttoestand en wanneer een molecuul zich ‘aanbiedt’, klemt de enzym zich aan het substraat. Wanneer dit gebeurt, breekt het substraat zich los van de anderen. Enzymen breken dus molecuuldeeltjes af, zodat de voedingsstoffen in kleine stukjes worden gebroken en verwerkt.
Dit is ook wel de spijsvertering. De meest bekende enzymen zijn dan ook de spijsverteringsenzymen.
Enzymen worden door een organisme zelf aangemaakt en zijn vaak erg specifiek voor hun substraat. Vaak bindt een enzym zich maar met één substraat. Er zijn ook uitzonderingen. Deze komen bijvoorbeeld voor in de lever. Een voorbeeld is CYP2D6, dat een enzym uit het cytochroom P450-enzymsysteem is. Enzymen komen niet alleen voor in organismen maar worden ook ingezet in chemische processen zoals voedselbereiding.
