Een embryo is een ongeboren mens, dier of andere soorten organismen in de eerste fase van ontwikkeling na de bevruchting.
Een embryo kan een plantje binnen een zaad zijn, of een dier of mens binnen een ei of in de baarmoeder.
Een ongeboren kind in de baarmoeder wordt tot ongeveer zes tot acht weken na de bevruchting een embryo genoemd. De embryo krijgt steeds meer vormen en eigenschappen van een mens. Hierna wordt het kind een foetus genoemd. Vaak wordt de term ‘vrucht’ ook gebruikt in plaats van de term ‘embryo’. Deze term is afgeleid van de bevruchting van de eicel en de zaadcel.
Het embryo van een dier wordt ook wel een vrucht of een kiem genoemd. Bij gewervelde dieren wordt van een embryo gesproken op het moment dat de eerste celdelingen plaatsvinden tot het moment dat het dier wordt geboren of uit het ei kruipt.
Bij planten wordt er ook wel gesproken van een kiem. Bij de embryophyta (dit is een groep planten; voornamelijk mossen, varens en zaadplanten) ontwikkelt de bevruchte eicel zich tot een klein plantje in de omgeving van de moederplant. Bij zaadplanten dient de embryo als reservevoedsel en als onderdeel van het zaad. Dit zaad kan weer een onderdeel zijn van een vrucht.
