Het atrium is een centrale, open ruimte in het midden van een gebouw. Atria kwamen vroeger al voor in klassieke Romeinse huizen.
Dit was het middelpunt van het familieleven. Een open dak zorgt ervoor dat regenwater wordt opgevangen. Ook kerkgebouwen kennen een atrium, dat dient als ontmoetingsplaats voor gelovigen.Atria werden als eerste gebouwd in Italiaanse huizen, tijdens de bloeiperiode van de Romeinse Republiek. In de derde eeuw voor Christus waren er al huizen met een atrium. Deze vond men in allerlei Oud Romeinse steden, zoals Rome en Pompeii. In Romeinse huizen kwam men via een korte gang het atrium binnen. Aan deze binnenplaats grensden verschillende kamers.
Aan de achterzijde van het atrium lagen twee vleugels. Het atrium diende als ontmoetingsplaats. Er werden gasten in ontvangen en de ruimte diende ook als huiskamer. Bovendien stond vaak het lararium in het atrium, dat een klein heiligdom voor de huisgoden is.
Volgens de Romeinse architect Vitruvius zijn er vijf soorten atria. Dit zijn: atrium testudinatum: een volledig overdekte binnenplaats. Het atrium displuviatum: een binnenplaats met een schuin dak waardoor het regenwater naar buiten toe loopt. De andere drie soorten hebben allen een schuin dak dat het regenwater naar binnen toe af laat lopen. Dit zijn het atrium tuscaninum, dat geen zuilen heeft, het atrium tetrastylum met vier zuilen en het atrium corinthium met meer dan vier zuilen.
Later werd de term atrium ook gebruikt als benaming voor het voorhof van een oudchristelijke basiliek. Ook wordt een binnenplein van een synagoge ermee aangeduid. Tegenwoordig wordt het atrium gezien als een binnenplein in een gebouw. In de moderne architectuur is een atrium vaak een grote, met glas overkapte, ruimte. Een bekend voorbeeld van een hedendaags atrium is die in het Haagse Stadshuis, ontworpen door architect Richard Meier. Dit atrium is twaalf verdiepingen hoog.