Gepubliceerd op 21-06-2017

Zuur

betekenis & definitie

1. de pineut, betrapt, gestraft. Oorspr. soldatenslang. Hij is zuur en van de muziek bet. ‘hij is gestraft en tevens zijn baantje kwijt’. Zuur slaan betekende vroeger ‘rapport opmaken’. Beide uitdr. sinds ca. 1890. Ook in het Bargoens. Bij Koster Henke vinden we zuur in de bet. ‘gesnapt. Zuur zijn is tegenw. ook erg populair in studentenkringen.

Als ze ons pikke zijn we zuur. (Jan Mens: Er wacht een haven, 1950)

... als die patrouille niet terugkomt, ben ik zuur. (Jacob Zwaan: Soldaat in Indië, 1969)

Zij zijn allemaal zuur als de Groenen hen te pakken krijgen. (K. Norel: Engelandvaarders, 1972)

2. tussen de zure lappen kruipen, onder de dekens kruipen. Slanguitdr.