Gepubliceerd op 21-06-2017

Zingen

betekenis & definitie

voor het - de kerk uitgaan

coïtus interruptus beoefenen. Deze slanguitdr. is veel ouder dan de meesten onder ons zullen bevroeden. Ze werd al opgetekend door Harrebomée in de 19de eeuw. Vgl. de gelijkaardige informele uitdr. ter kerk gaan ‘copuleren’. Vgl. Engels to get off at Redfern/Gateshead en to leave before the gospel; Duits vorderHaustürabladen en vordem Segen aus der Kirche gehen; Frans descendre en marche.

Als hij niet gelovig was geweest, en voor het zingen de kerk uit was gegaan, was ik een vlek op het laken geweest. (Jan Wolkers: De hond met de blauwe tong, 1964)

Als zoon van de dominee zal ie wel niet voor het zingen de kerk uitgaan. (Lennaert Nijgh: Tobia of de Ontdekking van het Masturbariaat, 1971)

Maar voor een man is coitus interruptus toch zoiets als voor het zingen de kerk uitgaan. (Humo, 24/01/85)

... in jouw tijd was het voor het zingen de kerk uit. (Jan Brokken: De zee van vroeger, 1986)

Heus, ik zal vóór ’t zingen de karke uut! (Marjan Berk: Rook in de ribben, 1987)

Volgens Van Mens zijn veel hoerenlopers onvoldoende op de hoogte van wat veilig vrijen is en wat niet. Ze denken vooral aan veilig vaginaal vrijen, neuken. Maar ook ‘voor het zingen de kerk uit’ en ‘pijpen’ is riskant. (De Volkskrant, 27/07/89)

We besloten dat ik dan maar voor het zingen de kerk uit moest, wat het neuken een stuk minder plezierig maakte... (Michael Eenhoorn: Bulgaar in Wassenaar, 1990)

Ik heb er al zes. Dat mag eigenlijk niet meer, tegenwoordig. De overbevolking, hè. Maar ja, toen de Club van Rome begon te zingen, was ik de kerk nog niet uit. (Simon Carmiggelt: De kuise drinker, 1990, Het Parool, 16/02/73)

‘En wat doen we zodat ik niet zwanger word?’ ‘Ik weet het niet. Voor het zingen de kerk uit, dacht ik.’ (Marijke Harberts: Doezamand, 1994)