Gepubliceerd op 21-06-2017

Vet

betekenis & definitie

1 dronken. Informele uitdr.: vet zijn. Vgl. in de olie.

2 da’s-, jeugdtaal voor ‘da’s erg goed, erg leuk’. Syn. onwijs gaaf.

‘Kurt Cobain’ op je jas kan dus echt helemaal niet. Andere dingen zijn weer wel ‘vet’ (gaaf). Met een joint op de foto is voor deze groep geen probleem. (Vrij Nederland, 06/01/96)

3. een -te bek halen, in een snackbar gaan eten. Jeugdtaal uit de jaren tachtig. Soms ook gebruikt voor ‘een hapje uit de muur of de automaat halen’. Soldaten in Ned.-Indië gebruikten destijds de uitdr. vette hap voor ‘eten’.

Voor het optreden even een snack genuttigd bij de plaatselijke muur (even een vette bek halen). Frikadel speciaal blijkt open been te heten, zonder extra’s gewoon: frikadel kaal. (Oor, 19/04/86)

Af en toe een vette bek halen brengt een zekere opluchting teweeg bij de culinaire specialist. (Albert Gillissen: Typisch trendy)

Dus laten die frustoos blij zijn dat wij een vette bek komen halen, in plaats van zo te stressen. (Kees van Kooten, in: Humo, 02/05/91)

‘Eerst nog even een vette bekhalen’, had Jessica bij het verlaten van het pand gezegd. (Elsevier, 16/12/95)

4. hem - hebben (hangen), er schoon genoeg van hebben. Oorspr. soldatentaal, maar tegenw. ook populair onder jongeren (eindjaren tachtig; vermeld door Hoppenbrouwers). Ter intensivering zegt men ook hem moddervet hebben. Syn. hem dik hebben.
5. krijg een - hart, platte verwensing. O.a. bij Hermine De Graaf (Stella Klein, 1990). Vgl. krijg de muizehuig; krijgde rattenkanker.
6. -tepijp, uitroep van ongeloof. Slang uit Den Haag.