Gepubliceerd op 21-06-2017

Teil (teiltje):

betekenis & definitie

1. de- ingaan; in de - getild worden, belazerd, opgelicht worden. Zie ook tillen.

2. in de-/op - nemen, voor de gek houden; een loer draaien; belazeren. Informele uitdr. Syn. iemand een oor aannaaien; iemand iets aannaaien.

Je neemt me niet in de teil, he? (Rinus Ferdinan- dusse: Naakt over de schutting, 1966)

3. mag ik een -tje?, als 4. Bet. in feite ‘wat zonet gezegd werd, doet me walgen’. Begonnen als jeugdslang, tegenw. een wel erg modieuze uitdr.

‘Dat de vergelijking met (Connie) Palmen pijnlijk uitpakt, heeft vooral te maken met Van Bredero- des onmacht over het woord. (...) Ik heb geprobeerd dit soort zinnen op de aanbevolen manieren te lezen (...), waanzin blééf het. (...) Mag ik een teiltje?’ (HP/De Tijd, 18/11/94)

Ze zeggen nu zelfs: ‘Je bent écht een aantrekkelijke man en je hebt ook nog een lekker kontje.’ Dat heb ik nou echt nog nooit gehad. Ik ben 54 jaar en nu zeggen ze dat ik een lekker kontje heb! Mag ik even een teiltje, want er moet een Chinees naar buiten!’ (Nieuwe Revu, 03/05/95)

De kijkersvragen zijn namelijk van het niveau plantaardig-debiel, zeikstraal-val-dood & kunt-u- even-een-teil-brengen-want-ik-moet-verschrikke- lijk-kotsen. (Nieuwe Revu, 24/06/95)

4. -tje (met grote gaten, mag ik even kotsen), tussenwerpsel onder scholieren wanneer iemand iets stoms of slijmerigs gezegd heeft. Eindjaren tachtig in gebruik onder o.a. Delftse scholieren.