Gepubliceerd op 21-06-2017

Takke

betekenis & definitie

1. als voorvoegsel in samenstellingen zoals tak- keweer; takkewijf; takke(n)zooi enz.: onaangenaam, slecht, waardeloos, vervelend. Takke- is hier een verbastering van Frans attaque ‘hartaanval, beroerte’. Vgl. tyfus.

Ooit al ’s ’n boek in je poten gehad takkewijf?! (Dirk Dufraing: Rock ’n’ Roll, 1989)

De één noemt het takkeherrie. Een ander interessante hak op de tak-muziek. (Oor, 11/03/89)

Het is een ambitieus takkewijf. (De Volkskrant, 18/03/94)

2. krijgde-, platte verwensing. Ook: je kunt de takke krijgen (de blaadjes komen er vanzelf aan) ‘val dood; loop naar de pomp’. Vgl. krijgde pleuris; krijgde tyfus enz.

... jij mot Loetje de takke en de beres late krijge... (Jan de Hartog: De maagd en de moordenaar, 1972) De takke voor het zootje. Wat denken ze wel? (Jan van Daalen: Sans rancune, 1991)