Gepubliceerd op 21-06-2017

Race

betekenis & definitie

1. aan de -/racekak zijn,informele uitdr. voor ‘diarree hebben’. Vgl. aan de dunnezijn; snelleKa- trien.

Een paar weken later reed ik weer met mijn vingers in m’n neus een koers uit - qua gemak. Dat was de laatste opleving. Ik sloeg tegen de grond met een buikgriep die maar bleef aanhouden en aanhouden. Uiteindelijk zat ik als een zieke hond op de wc - van twee kanten aan de race. (De Tijd, 06/07/90)

... het doet me geen hol, maar ik ben aan de rees- kak omdat ik een Nederlandse plaat bespreek. (Oor, 30/05/92)

In India raakt elke motorrijder aan de reeskak. (Elsevier, 24/09/94)

2. een gelopenzie een gelopen koers/race.
3. in de - zijn/liggen,meedingen naar iets. Hiertegenover staat uit de race zijn.Modieuze uitdr.

De club van Berlusconi ligt kansrijk in de race voor alle hoofdprijzen en dat verklaart dan ook waarom er zo minzaam en laconiek op de lijdensweg van Gullit wordt gereageerd. (De Volkskrant, 10/03/90)

Premier Lubbers heeft gisteren een laatste offensief ingezet om Amsterdam in de race te houden als vestigingsplaats voor de nieuwe bank voor Oost-Europa. (Trouw, 19/05/90)

Burgemeester van Deventer wilde ze worden. Die sollicitatie mislukte echter. Ze was in de race voor een ambtelijke functie op een van de Haagse departementen, toen een oude vriend uit de Groninger PvdA, Jacques Wallage, haar belde met het aanbod staatssecretaris te worden. (Elsevier, 03/09/94)