op - gaan
een streek uithalen waarvoor veel durf of lef (van Jiddisch lew ‘hart, durf) vereist is. Bargoense uitdr. Een leffiepikken bet. ‘iets gewaagds doen’. Op lef drinken is ‘drinken zonder te betalen’. Lef ook in allerlei samenstellingen (met een slangkarakter): lefgozer, lef- kerel; lefschopper; lefwater.