Gepubliceerd op 21-06-2017

Kar (karretje):

betekenis & definitie

1. de - opgewipt hebben,oude slanguitdr. voor ‘een miskraam hebben’. Enkel vermeld door Van Eijk 1987. Van Dale(1992) kent deze uitdr. niet.

2. de- trekken,in figuurlijke zin gebruikt voor ‘het zware werk verrichten’. Vandaar vooral gangbaar in politieke kringen in de zin van ‘het regeringswerk uitvoeren; het politieke karwei opknappen’. Meestal gezegd aan het begin van een nieuwe kabinetsperiode. Bet. eveneens ‘een werkgroep voorzitten’, en wordt tegenwoordig ook gebezigd in het verenigingsleven. Veel metaforen uit het politieke slang zijn gebaseerd op verkeer en transport. Vgl. bijv. aanvliegroute‘benadering (van een probleem)’; tweesporenbeleid; rit.

Een aantal leidinggevende CDA-politici hebben hem de afgelopen weken die vraag voorgelegd. Hoewel de premier niet officieel wilde reageren, menen zij toch uit zijn reactie te mogen afleiden dat Lubbers de kar weer zal willen trekken. (Trouw, 04/06/88)

Ook de PvdA-fractie heeft het ja-woord gegeven. Henk Vos zei het in de fractie weer mooi: ‘Het paard is ontnuchterd en bereid de kar te trekken. En ik ook.’ (NRC Handelsblad, 27/10/89)

Altijd zijn ze maar bezig de kar te trekken, het voortouw te nemen en de ploeg op sleeptouw te nemen,Jantje van Dijk, Robbie Delahaye en Ricky Hilgers. (Nieuwe Revu, 02/11/89)

Niemand twijfelt eraan dat dat herstel er op den duur wel zal komen, al zal het langer duren en kostbaarder zijn dan was verwacht. De Westduitse economie is sterk genoeg om deze kar te trekken. (NRC Handelsblad, 17/08/90)

Maar Nederland wordt als EG-voorzitter geacht de kar te trekken. (De Volkskrant, 12/10/91)

De jaarlijkse subsidie van 620.000 gulden aan DNA moet worden stopgezet, meent de raad. Artistiek leider Collins zou de kar onvoldoende kunnen trekken. (Het Parool, 11/04/92)

Ik ben niet zo’n partij tijger. Maar het zou flauw zijn om te ontkennen dat mensen binnen D66 daarmee bezig zijn. Ze praten erover in de trant van: hoe moet dat nou? Wie gaat straks de kar trekken? (Vrij Nederland, 17/06/95)

3. iemands -retje in de poep rijden,wielerslang voor ‘een andere renner van de weg drukken’. Meer algemeen gebezigd voor het dwarsbomen van de winstkansen van de tegenstander; voor het tegenwerken van iemand, zonder dat daarbij van eigenbelang sprake hoeft te zijn. Deze zegswijze zou gelanceerd zijn door de populaire Nederlandse renner en spraakwaterval Gerrie Knetemann. Hij is de bedenker van talrijke wieleruitdr., zoals harken; uitgewoond; de dood of de gladiolen. Karis in de volksmond al lang een populair woord voor ‘fiets’. Meestal komt het voor als diminutief. Vermoedelijk dateert deze bet. uit de jaren vijftig: ‘En wat een gevoel van manlijk zelfbewustzijn gaf hetje nietje “karretje” bij dozijnen andere neer te kwakken’ (Johan Fabricius: Hopheisa, in regen en wind,1964). Vgl. 4.

Franco Ballerini: reed het Panasonic karretje in de poep in de finale van Gent-Wevelgem... (Nieuwe Revu, 01/11/90)

Ze rijden liever jouw karretje in de poep dan dat ze je naar de streep brengen. (Het Parool, 24/08/91)

In Oss kreeg Groenendaal er eens lucht van dat de ongenaakbare Liboton het op een akkoordje met Stamsnijder had gegooid. ‘Ik heb dat karretje toen bewust in de poep gereden. Het was voor mij zo klaar als een klontje dat Stamsnijder die dag mocht winnen.’ (De Volkskrant, 30/01/93)

4. wat heb ik nou aan mijn - hangen,uitroep van verwondering: ‘wat gebeurt er nu weer; hoe heb ik het nu’. Karis hier, als in 3, een informele ben. voor ‘fiets’. Deze uitdr. is dan ook een variant van wat heb ik nou aan mijn fiets hangen.Syn. wat heb ik nou aan mijn neus hangen.

‘Alle mense,’ schrikt Neel, als Greet het lage kamertje binnenkomt, ‘wat heb ik nou an-me-kar hange?’ (Jan Mens: Mensen zonder geld, 1939, herdruk 1964)

Wat hangt er nou aan m’n kar? (Ben Borgart: De slakken van Canêt d’Olt, 1973)

< >