het - van iets krijgen
ergens doodzenuwachtig van worden. Ook als platte verwensing: krijg het heen-en-weer‘valdood; verrek’.
Ach, krijg het heen en weer, mompelde Krack. (Herman Pieter de Boer: Het herenhotel, 1979)
Krijg nou het heen en weer... (Bril en Van Weelden: Piano & Gitaar, 1990)