het (verneukte) - zijn
soldatenslang (maar ook daarbuiten gebruikt) voor ‘de dupe, de sigaar zijn; erbij zijn, gesnapt worden’.
Een nettere variant is het seksueel om de tuin geleide knaagdiertje zijn. Verneukenis een ietwat verouderd slangwoord voor ‘bedriegen, voor de gek houden’. Zie ook haasvreten; in het verneukte/vernoken haasje gelogeerd zijn; kolossaal haas; mijn naam is haas.
Meteen al is Tim het haasje. (Bert Hiddema: Twee vliegen in een klap, 1975)
Bij elke rotklus zijn wij de lui. Ik kan wel gaan ouwehoeren, maar dan is een ander het verneukte haasje. (Ben Laurens: De vreetpatrouille, 1987)
Je hebt automobilisten en je hebt domoren in bussen. Die zijn het haasje. Het vanouds bekende haasje. (Lennaert Nijgh: Stad van Hout, 1989)
Lukt dat niet dan is hij de verneukte haas... (Freek de Jonge: De brillenkoker, 1990)