Gepubliceerd op 21-06-2017

Geilen op

betekenis & definitie

erg begeren; dol zijn op; opgewonden raken van; vurig willen bezitten. Oorspr. enkel van toepassing op personen, nl. ‘iemand met wellustige blikken verslinden’ (in die zin al voorkomend bij o.a. Bredero), maar tegenw. ook figuurlijk m.b.t. zaken die het voorwerp vormen van iemands hartstocht, bijv. geilen op geld.Opgenomen door Reinsma 1984. Vgl. gaan op; kicken op; vlammen op.

Ik geil het meest op boys met smalle bekkens. Arie B. Hiddema: Kassa, 1971

... alle uitgeverijen geilen op vrouwenboeken. Anja Meulenbelt: De schaamte voorbij, 1976

Daarom zijn lieden die geilen op politieke macht er zo op tegen. (Emma en Lodewijk Brunt: Het goede leven, 1981)

‘Wat zegje nou, Sier? Wijven? Die liggen de hele dag op de Beatles te geilen!’ (Boudewijn Büch: Links, 1986)

Je hoeft je echt niet op je borst te kloppen omdat jij toevallig niet op geld loopt te geilen. (Joost Zwagerman: Gimmick, 1989)

Ze geilen er gewoon op om iemand te betrappen. (Haring Arie: De Sarkast, 1990)

Louis geilt helemaal op deze live-uitvoering. (Webber, november 1994)

< >