Gepubliceerd op 21-06-2017

Fiducie in iets/iemand hebben

betekenis & definitie

vertrouwen op de afloop van een zaak, of het blindvaren op een persoon. Van het Latijnse/fdtic/a ‘vertrouwen’. Al opgetekend in de 18de eeuw (het WNT citeert o.a. A.R. Falck: Brieven,1795 - 1843) en tegenw. nog steeds gebruikelijk in het informele en meer volkse taalgebruik.

De verhalen uit de bijbel hebben geen bewijskracht, maar zeggingskracht. Het ging erom dat de hoorders van de verhalen fiducie zouden hebben in de Abrahams en Mozessen die braken met de knechtende religies, de noodlotsreligie van Ba- bel, de doodscultus van Egypte, de cultus van de masculiene vruchtbaarheid van de Baals. (HP/De Tijd, 28/04/95)

De hoofdfiguur Maarten Koning zelfheeft geen enkele fiducie in zijn werk. (Elsevier, 23/03/96)