Gepubliceerd op 21-06-2017

Bast

betekenis & definitie

iets in zijn - plempen/pleuren

iets gehaast opdrinken of opeten. Soldatenslang. Op zijn bast gevenis een volkse uitdr. voor ‘afrossen’. Bastals platte benaming voor de huid, het lichaam, is al eeuwen oud (vermoedelijk 14de eeuw). Men bedoelt eigenlijk de boomschors of de behaarde huid om het jonge gewei. Zo lezen we o.a. bij Jacob van Lennep in De lotgevallen van Ferdinand Huyck(1840): ‘Myn kamizool, schoon ’t van damast is, is ’t minste stuk, dat aan mijn bast is.’ En bij Willem van Iependaal, in diens volksroman uit 1935, Polletje Piekhaar:‘Eens heb ik het vlammende kookstel naar z’n bast geslingerd...’