Gepubliceerd op 21-06-2017

Bakkie

betekenis & definitie

1. — hosselen,in het slang van drugsgebruikers ‘autoradio’s stelen om met de opbrengst drugs te kunnen aanschaffen’.

Tegenwoordig proberen automobilisten zich hiertegen te beveiligen door het plaatsen van een zgn. blufpa- neel,een papieren of plastic front in de vorm van een verouderd model autoradio, dat over de waardevolle apparatuur wordt geplakt. Mogelijke autokrakers worden hierdoor ‘over- bluft’. Bakkieis een populaire benaming voor de radioapparatuur in een wagen, terwijl hosselen(zie een hossel maken)een Surinaamse term is voor het op illegale wijze verwerven van inkomsten om aan drugs te komen (in de drugsterminologie ook wel scorengenoemd).

2. dat is mijn - niet,dat gaat mij niet aan; dat is mijn taak niet. Soldatenslang. Hier is bakkie een verbastering van Maleis behagian‘deel van iets’.
3. een - doen,slanguitdr. uit de Randstad voor ‘(gezellig) een kopje koffie drinken (bij iemand)’. Vgl. bakje leut/pleur/slobber/troost/zweet. In studentenslang bet. bakkietegenwoordig ook ‘biertje’: om een bakkie gaan.

Hij pakte z’n kop koffie. Dat ‘bakkie doen’ was op een trawler eerste gebod. (K.W.L. Bezemer: Zij vochten op de zeven zeeën, 1964)

Normaal ga je om met gelijkgezinden en word je bevestigd in elk vooroordeel datje door de vertrouwde omgeving als norm en regel is voorgespiegeld. Het kan dus buitengewoon verhelderend zijn eens een bakkie te doen met een Rotterdamse kraandrijver of over het bestaan van God te discussiëren met een groene weduwe die je thuis al een abonnement op de Viva had toegedacht. (HP/De Tijd, 04/01/91)

Een diender op een mountainbike moet toch in staat zijn de zaken binnen een maand te inventariseren? Dan houdt hij nog voldoende tijd over om her en der ‘een bakkie te doen’. (Elsevier, 12/06/93) De twee komen oorspronkelijk uit Grootebroek bij Enkhuizen, bij ieder Hollands bandje bekend van het onvolprezen jongerencentrum R17, waar jongens van de gestampte pot hun ‘bakkie komen doen’. (Oor, 18/06/94)

Je idealiseert dingen dan. Weer lekker bij Aadje Kila in de koffietent, een bakkie doen bij mijn vader. (Panorama, 06 of 13/07/95)

4. een - gooien,met de dobbelstenen spelen; triktrakken. Bargoense uitdr.
5. een - krijgen, op rapport gezet worden. Marineslang. Bij de politie bet. het ook ‘gedegradeerd worden’. In de bakkies trappen/lopenis ‘straf oplopen’. In soldatentaal heeft bakkie de bet. ‘zaak’; meestal in pejoratieve zin gebruikt.

Hij was de ideale stuurman en navigator die zijn levensloop hoogstwaarschijnlijk op zee zou beëindigen zonder ooit een bakkie te hebben gehad. Jan Noordegraaf: Goede morgen kapitein. We zitten aan de grond, 1986

Een rechercheur die weer in uniform op straat verschijnt, krijgt vaak opmerkingen te horen als:

‘Ben je gedegradeerd’ of‘Heb je ’n bakkie gehad?’ (Leo van Heijningen: Politietaal, 1990)

6. een - maken,een gokspelletje met de kaarten spelen. Bargoense uitdr.