Gepubliceerd op 21-06-2017

Bakkes

betekenis & definitie

gezicht, smoel, in erg informele uitdr. als iemand een vuil bakkes geven‘een grote mond opzetten tegen iemand’; iemand op zijn bakkes geven‘op zijn gezicht slaan’; hou je bakkes‘hou je mond’ (bijv. bij Justus van Maurik, Toen ik nog jong was(1901): ‘Hou nou je bakkes’). Volgens de etymologen is het teg. als oneerbiedig beschouwde woord bakkeswaarschijnlijk ontstaan uit het al in de 16de eeuw voorkomende backhuys.Het eerste lid hiervan (backe) bet. eigenlijk ‘wang’. We vinden het nog terug in ons woord kinnebaken in Duits Backe‘wang\ Bakhuiswas vroeger ook een bekend woord voor ‘een huisje waarin men bakt; een bakkerij’. Wanneer men het gebruikte m.b.t. iemands mond bet. het eigenlijk ‘kaakhuis’.

Het is natuurlijk ook mogelijk dat bakkeseerst ontstond en dat men dit later schertsend vervormde tot bakhuis.In de 17de eeuw komt dit laatste woord veel voor in kluchten (het rijmde zo lekker op kakhuis). Zo kende men het gezegde men kan de drank wel uitzijn bakhuis tappen‘je ziet aan zijn gezicht dat hij een dronkelap is’.

Ik sla hem op zijn bakkes... (Sal Santen: Heden kijkdag, 1987)