Gepubliceerd op 21-06-2017

Afgaan

betekenis & definitie

een slecht figuur slaan; mislukken, met een vernedering als gevolg; vaak in de vergelijkingen afgaan als een gieter/reiger. Afgaan is hier een verouderde term voor ‘zijn gevoeg doen’. Bij de tweede uitdr. moet dan ook gedacht worden aan de overvloedige ontlasting van een reiger. (Vgl. schijten als een reiger). Afgaan in de zin van ‘mislukken (op een beschamende wijze)’ zou voor het eerst gebruikt zijn in het studentenslang. In die kringen gebruikte men eveneens de variant opzijn Gotisch afgaan. Wellicht was er beïnvloeding van de toneel term afgaan voor ‘het verlaten van het toneel (bijv. door de zijdeur)’. In overdrachtelijke zin zou dit dan zijn toegepast op iemand die een slecht figuur slaat. De uitdr. (althans de eerste variant) wordt sinds het midden van de jaren zestig ook buiten het studentenmilieu gebruikt en is vooral door toedoen van de media erg populair geworden.

Maar bij ons is hij - zoals ik wel verwachtte - afgegaan als een gieter met heel zijn grote bek.(Miep Diekmann: Total Loss weetjewel, 1973)

... dat hij bang was om te falen, dat hij bang was een blauwtje te lopen, dat hij bang was, zoals hij het zelf uitdrukte, ‘om af te gaan als een gieter’. (Jan Brokken: De provincie, 1984)

Vandaag behandelen zij het thema ‘Afgang’. Wanneer ging Van Weelden af als een gieter? (Martin Bril en Dirk van Weelden: Arbeidsvitaminen. Het ABC van Bril & Van Weelden, 1987)

Ze herinneren zich nog zeer goed hoe de minister in Tien voor Taal afging als een gieter. (Het Parool, 29/12/90)