Gepubliceerd op 20-07-2020

Varen

betekenis & definitie

van den Germ. wt. far, Idg. per, por = gaan; (vgl. ’t Gr. poros = gang, doorgang; Lat. portus = haven, als ingang voor schepen). Het algemeen begrip gaan is in ’t Hgd. tot rijden (met een wagen) geworden, bij ons: met een schip gaan. De oude bet. was bij ons ook meer algemeen gaan, vgl. ’t Mnl.: ,, Vaert stelen ende wert (= word) een dief”. Ook nog: hoovaardig (z. d. w.); hemelvaart; Hoe vaart gij? — Afl. zijn: vaart (z. d. w.), en vaardig (z. d. w.); het caus. is voeren.