van ’t Fr. passe-port, van passer = gaan, passeeren, en port (eig. porte) = poort, stadspoort ; dus : schriftelijke vergunning om de poort binnen te gaan, vandaar : reispas, enz.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Gepubliceerd op 20-07-2020
betekenis & definitie
van ’t Fr. passe-port, van passer = gaan, passeeren, en port (eig. porte) = poort, stadspoort ; dus : schriftelijke vergunning om de poort binnen te gaan, vandaar : reispas, enz.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.