van hemelen, dat oudtijds bergen bet. (vermoedelijk verwant met heim in geheirri). Ophemelen bet. daarom: opbergen: bijv. het huisraad bij een dreigend beleg „ophemelen” en dan de stad verlaten; vervolgens: opruimen, in orde brengen: de keuken op hemelen', de kamer ophemelen; een verwarden toestand ophemelen. Vgl. Hooft: „Die baijert van den Fransschen Staet is door goedigheit, vroedigheit ende moedigheit van Hendrik IV opgehemelt”. Verder: opknappen, verbeteren: „het lichaam, door krankte aangetast, met dranken ophanden'; fig. ,,'s menschen geest ophemelen" (= opbeuren, opvroolijken), „O schoonheid, die onze ziel ophemelt". — „Kom, Woerden, het voorhoofd opgehemeld!"; eindelijk ook: zich opknappen: „Kom, bruigom, ’k zei me ook wat ophemelen (in Groningen nog: „ophemmelen”). Hieruit ontstond ook de bet.: iets schooner maken of prijzen, dan het is : iemands verdiensten ophemelen; zoodat ophemelen ook in een meer letterlijke bet. voorkomt, nl.: ten hemel verheffen, hoog opbeuren : „De kiel danst op den vloed, nu ze opgehemeld wordt”. Zie Hemel.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk