Gepubliceerd op 20-07-2020

Ophemelen

betekenis & definitie

van hemelen, dat oudtijds bergen bet. (vermoedelijk verwant met heim in geheirri). Ophemelen bet. daarom: opbergen: bijv. het huisraad bij een dreigend beleg „ophemelen” en dan de stad verlaten; vervolgens: opruimen, in orde brengen: de keuken op hemelen', de kamer ophemelen; een verwarden toestand ophemelen. Vgl. Hooft: „Die baijert van den Fransschen Staet is door goedigheit, vroedigheit ende moedigheit van Hendrik IV opgehemelt”. Verder: opknappen, verbeteren: „het lichaam, door krankte aangetast, met dranken ophanden'; fig. ,,'s menschen geest ophemelen" (= opbeuren, opvroolijken), „O schoonheid, die onze ziel ophemelt". — „Kom, Woerden, het voorhoofd opgehemeld!"; eindelijk ook: zich opknappen: „Kom, bruigom, ’k zei me ook wat ophemelen (in Groningen nog: „ophemmelen”). Hieruit ontstond ook de bet.: iets schooner maken of prijzen, dan het is : iemands verdiensten ophemelen; zoodat ophemelen ook in een meer letterlijke bet. voorkomt, nl.: ten hemel verheffen, hoog opbeuren : „De kiel danst op den vloed, nu ze opgehemeld wordt”. Zie Hemel.