Gepubliceerd op 20-07-2020

Mare

betekenis & definitie

(tijding), oorspr. het zelfstandig geworden bijv.nw., dat in het Ohd. mari, Got. mers = beroemd, bekend beteekende, evenals ’t Gr. mooros = beroemd; vgl. ons vermaard. Vgl. ’t MnL: „Die niemare (dit nieuws, deze tijding) sal lopen ende werden mare” (= bekend). In ’t Oud-iersch is mar, mor; aanzienlijk, groot, en dit schijnt de stamvorm van onzen comparatief: meer (Os. me-ro, verwant met het Lat. ma-jor — de grootere).