Gepubliceerd op 20-07-2020

Krijgen

betekenis & definitie

De afl. is duister, maar de oorspr. bet. staat vast: zich inspannen, streven naar iets, om in ’t bezit er van te geraken. Later is dat „inspannen”, dat actieve op den achtergrond gedrongen en is het meer passief geworden, dus: iets ontvangen; bijv.: geld krijgen, ook: de koorts krijgen. Ook krijg als oorlog staat er mee in verband: het ziet op het inspannen, het weerstreven, het zich verzetten ; hieruit ontstond de bet. van strijd, en wel oorspr. tusschen personen, later ook tusschen twee volken. — Een afl. van krijg is krijgel of kregel: geneigd tot strijd, twist. Vgl. Vondel: „Dat gij te krijgel zijt en al te trots van zinnen.”

< >