schijnt oorspr. afsluiting te beteekenen; daarna de afsluiting (haag, heg) zelf. ’t Hgd. hegen bet. oorspr.: door een heg omgeven, daarna : verplegen, koesteren, vgl.: „Gelijck een aernt (arend) sijn ionge kiekens heegt en koestert”. Een afl. hiervan is hegening, thans heining. (Vgl. megid = meid ; pegel = peil.)
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk