Definities van Keur van Nederlandsche woordafleidingen in de Ensie Z
- Zaad
- Zaag
- Zaaien
- Zaak
- Zaal
- Zacht
- Zadel
- Zak
- Zakken
- Zalf
- Zalig
- Zalm
- Zamelen
- Zat
- Zate, zathe
- Zeef
- Zeer
- Zege
- Zegel
- Zegen
- Zeggen
- Zeis
- Zeker
- Zelden
- Zemel
- Zenden
- Zengen
- Zenuw
- Zerk
- Zetel
- Zicht
- Zieden
- Ziek
- Zien
- Zier
- Ziften
- Zijde
- Zijgen
- Zingen
- Zinken
- Zitten
- Zoeken
- Zoel
- Zoen
- Zoet
- Zoetelaar
- Zog
- Zolder
- Zon
- Zonde
- Zonder
- Zonderbaar
- Zoogen
- Zool
- Zoom
- Zucht
- Zuid
- Zuigen
- Zuipen
- Zulk
- Zullen
- Zult
- Zwaan
- Zwaar
- Zwad
- Zwadder
- Zwak
- Zwang
- Zweemen
- Zweep
- Zweer
- Zweeten
- Zwellen
- Zwemmen
- Zwendel
- Zweren
- Zwerk
- Zwerm
- Zweven
- Zwichten
- Zwiepen
- Zwieren
- Zwijgen
- Zwijm
- Zwikken
- Zwoegen