Definities van Keur van Nederlandsche woordafleidingen in de Ensie K
- K o o m e n ij
- Kaap
- Kaarde
- Kaars
- Kabel
- Kabinet
- Kabouterman
- Kajuit
- Kalander
- Kalfaten, kalefaten
- Kalkoen
- Kalm
- Kam
- Kamer
- Kamp
- Kanaal
- Kanarie
- Kandeel
- Kaneel
- Kanefas
- Kanon
- Kans
- Kansel
- Kantoor
- Kapel
- Kapitaal
- Karnen
- Kartouw
- Kartuizer
- Karwei
- Kas
- Kastanje
- Kaste
- Kasteel
- Kastijden
- Katoen
- Keep
- Keffen
- Keizer
- Kelder
- Kelk
- Kenteren
- Keper
- Kerk
- Kern
- Kerspel (aanvulling)
- Kerstmis
- Kersversch
- Kerven
- Ketter
- Keuken
- Keur
- Kever
- Kibbelen
- Kiekje
- Kiem
- Kienhout
- Kienspel
- Kiesch
- Kiezen
- Kijven
- Kikvorsch
- Kil
- Kind
- Kink
- Kist
- Klaar
- Klatergoud
- Klei
- Klein
- Klem
- Klepel
- Klerk
- Kleven
- Klieven
- Klimmen
- Klooster
- Kluwen
- Knielen
- Knikken
- Knobbel
- Knokkel, kneukel
- Knuppel
- Kobold
- Koddebeier
- Koekeloeren
- Koel
- Koen
- Koepel
- Koers
- Koest!
- Koken
- Kolder
- Komfoor
- Koning
- Konterfeitsel
- Konvooi
- Kooi
- Koord
- Kop