Gepubliceerd op 20-07-2020

Duim

betekenis & definitie

gevormd van ’t Idg. tumon = de dikke, sterke, en dit van den wortel tu = zwellen; vgl. ’t Sanskr. taumi = ik ben sterk; en ’t Lat. tumeo = ik zwel. Duimden, beduimelen: met den duim voortdurend aanraken en vuil maken. Zoo spreekt Huygens nog van een luit, die beduymt is.

< >