Gepubliceerd op 20-07-2020

Deftig

betekenis & definitie

In ’t Angelsaksisch was ’t w.w. dafan = passen, betamen; ’t Engelsche deft is fraai, geschikt, gepast. Vgl. Brandt: „Dit was een deftig gedicht”. Verwant is ’t 17e eeuwsche ondieft = zeer aardig, lief, schoon; on is hier dezelfde versterking als in van inzoet, indroog, enz.