(Russ. tsjar) van Caesar, dat bij ons keizer werd. Bij de Germanen gold de bijnaam Caesar, dien de opvolgers van Julius Caesar aannamen, als titel (keizerstitel), hoewel deze feitelijk: imperator — gebieder luidde (vgl. ’t Fr. empereur). De Germanen knoopten dezen titel aan den hun zoo bekenden veldheer, den veroveraar van Gallië, vast, evenals de Slaven voor „koning” den naam gebruikten van Karel den Grooten, die hen overwon (n.l. Oudslavisch: kralji, Russisch: koroli en Litausch: karalius).
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.