Pinkhof geneeskundig woordenboek

Herman Pinkhof (1923)

Gepubliceerd op 19-04-2022

Acne

betekenis & definitie

(van ἀκνή, bloesem: volgens Littré is het woord acne herkomstig van een schrijffout bij Aëtius), vinnen, medeëters, ontsteking van de haar- en smeerzakjes der huid (zie folliculitis). A. artificialis: kunstmatige acne, veroorzaakt door uitwendige (teer enz.) of inwendige (jodium- en bromiumverbindingen) prikkels. A. ciliaris: ooglidvin, acute omschreven ontsteking van één of meer smeerklieren der oogharen in den vorm van kleine, meestal veretterende knobbels (zie hordeolum). A. cachecticorum: acne bij verval van krachten, slappe pukkels op den rug en den buik bij slecht gevoede personen. A. confluens: samenvloeiende acne, waarbij de pukkels tot groote plekken ineenvloeien. A. cornea s. keratosa: hoorn vormende acne, met niet etterende, doch verhoornde pukkels. A. disseminata: verspreide vinnen, rood, ter grootte van een gerstekorrel tot een boon, kegelvormig, op de huid van borst, rug en aangezicht bij jeugdige personen. A. frontalis = A. varioliformis. A. lupus = A. teleangiectodes. A. mentagra (zie Sycosis) = folliculitis barbae. A. picea (pix teer): teervinnen = A. artefïcialis. A. rosacea: kopergezicht, koperroos, een tot het aangezicht beperkte aandoening, samenhangende met stoornissen in de vrouwelijke geslachtsdeelen of de spijsverteringswerktuigen (poortader). De eerste graad bestaat uit sterke roodheid door uitzetting der haarvaatjes en vorming van teleangiectasieën: dikwijls ontstaat op dezen bodem A. pustulosa en indurata. De tweede en derde graad bestaat uit vorming van bolle, bindweefselachtige woekeringen (zie rhinophyma) met monsterachtige misvorming van den neus en andere deelen van het gelaat: syn. gutta rosacea. A. scrofulosorum: een op acne gelijkende soort lichen scrofulosorum, die vooral op de billen voorkomt. A. sebacea: zie seborrhoea. A. simplex s. vulgaris: de gewone, steeds met medeëters samenhangende huidvinnen, in den vorm van kleine roode pukkeltjes (A. punctata), hetzij in dien van grootere, etterende (A. pustulosa) of, zoolang zij dit niet doen, in dien van harde knobbeltjes (A. indurata). A. syphilitica: puistachtige syphiliden, tot ettering geneigd. A. t eleangiectoides: zie lupus follicularis disseminatus. A. urticata: netel vinnen, ondersoort der A. varioliformis, acuut optredende, jeukende bulten. A. végetante = ziekte van Darier. A. varioliformis. A. frontalis (Hebra): platte pukkels, zoo groot als hennepkorrels, of puistjes zonder medeëter. Op den top droogt een klein plat korstje in (A. necrotica), dat later beneden de omgevende huid inzinkt en geneest met een lichtelijk uitgehold litteeken.