Gepubliceerd op 21-02-2019

Roeland larij

betekenis & definitie

Roeland Larij (‘Roland’) geb. Dordrecht 22 december 1855, overl. aldaar op 23 december 1932. Leerling van de Antwerpse Akademie (1874, onder J. van Lerius en C. Verlat). Werkzaam te Dordrecht, tijdelijk in Brabant (bij Heeze) omstreeks 1894,1896, ’s zomers meestal in Katwijk en Drenthe.

Schilderde portretten, interieurs, landschappen en stillevens, heeft ook geëtst en gaf tekenlessen. Was erevoorzitter van het Tekengenootschap ‘Pictura’ te Dordrecht.

Gaf les aan E. Boonen, R. W. Kennedie, B. M. Koldeweij, J. Larij, J. C. M. Larij, A. M. Luijt, P. van der Rest, M. P. de Reus, J. van Vuuren.

Tentoonstellingen Amsterdam, Arnhem en Rotterdam 1878-1905: portretten; studiekoppen, w.o. ook in aquarel; de muziekles; ernstige politiek; diverse interieurs; diverse stillevens enz.

Haags Gemeentemuseum: oude huizen. Dordrechts Museum: boerenbinnenhuis met spinnende vrouw; damesportret; ploegende ossen; zittende grote hond; stilleven van uitgebloeide rozen. Museum Boymans-van Beuningen Rotterdam: studiekop. Rijksmuseum Van Bilderbeek-Lamaison Dordrecht: naar de weide; middagmaal; een idem; boerenkeuken.

Elzevier 1914 (XL VIII), 1916 (LI); Luns; Lurasco; Plasschaert; Scheen; Thieme-Becker; Van Hall I; Waller.

< >