Josephus Antonius Hubertus Franciscus Nicolas (‘Joep’) geb. Roermond 6 oktober 1897. Woonde en werkte in Roermond, Freiburg (Zwitserland), Amsterdam, Schoorl, Amsterdam, Roermond tot 1939, New York; sinds 1958 in Nederland, woont en werkt thans in Tegelen. Studeerde aan de Akademie te Freiburg (Zwitserland), daarna leerling van de Rijkskunstnijverheidsschool te Amsterdam o.m. o.l.v. T. van der Laars, H. M. Krabbé en W. A. E. van der Pluijm.
Kunstschilder en vooral bekend als een van onze grootste glazeniers. Onderwerpen en kunstrichting: figuurlijk, composities, portretten en landschappen. Muurschilderingen en glasschilderingen.
Verkreeg in 1923 met zijn schilderij ‘kruisafneming' de Vigeliusprijs en drie maal de Grand Prix, t.w. Parijs 1925, Milaan 1933 en Brussel 1935. Gaf les aan zijn dochter H. M. M. S. Nicolas, M. G. M. Waterschoot van der Gracht, Th. G. Sterk en werkte samen met L. J. J. Smeets.
Veel kerken en openbare gebouwen in binnen- en buitenland (meer dan 20 kerken in de V.S. bezitten zijn glasramen) zijn versierd met voortbrengselen van zijn briljante kunstenaarshand. Ter gelegenheid van zijn 70ste verjaardag werd hij geëerd met een dubbele tentoonstelling (1967-1968): van zijn glasramen in het Centraalmuseum te Utrecht en van zijn tekeningen en schilderwerk in de Rijksakademie v. B.K. te Amsterdam. Rijkscollectie: gracht (glas-in-lood); naakt. 1933.
Die Constghesellen 2. 1947 (blz. 56-57); Luns: Mak van Waay; Van Hall I en II.