Hendrik Jan Wolter geb. Amsterdam 15 juli 1873, overl. Amersfoort 29 oktober 1952.
Hoogleraar aan de Rijksakademie te Amsterdam (1925-1938). Woonde en werkte in deze stad, Haarlem, Antwerpen van 1895 tot 1899, Amersfoort (Leusden) tot 1903, Laren (N.H.) tot 1915 (reizen naar Engeland 1910, Cornwall 1911, Yorkshire 1912), Amsterdam tot 1938 (reizen Engeland in 1918, Londen enz. in 1924), daarna in Laren (N.H.). Bezocht o.m. ook Parijs. Leerling van de Tekenakademie te Antwerpen (1895-1899) o.l.v. P. van Havermaet, A. de Vriendt en Fr. van Leemputten.
Schilderde, tekende, etste en lithografeerde landschappen met vee, stadsgezichten, de havens, figuren (naakten), fabrieksinterieurs, portretten enz. Maakte pasteltekeningen en houtsneden. Was een bijzonder begaafd en knap kunstenaar. Een pensionair van koningin Wilhelmina, behaalde in 1904 de Willink van Collenprijs enz. Was lid van ‘Arti et Amicitiae’ en ‘St.
Lucas’ te Amsterdam, van ‘Pulchri Studio’ en van de Hollandse Kunstenaars Kring. Gaf les aan Th. H. J. D. Beerendonck, M. J. Bertels, M. W. H. Blans, L. M. Bleeker, M. A. Bloemen, G. L. Brante, M. Cohen, A. G. Deetman, F. G. Erfmann, G. J. F.C. Eshuis, J. H. A. Everts, L. H. H. Glans, H. E. Goudeket, J. H. Haanstra, J. C. Heeck, M. P. J. Heyning, J. M. F. Hul, J. E. Hulsbergen, A. G. Hulshoff Pol, C. Hund, M. R. Jacobson, M. G. C. Knipscheer, M. Krabbé, H. L. M. Laarman, P. Landkroon, J. M. Luttge, J. M. H. A. Moonen, D. D. Osinga, J. H. Persijn, E. E. Pijpers, C. Reisma, G. V. A. Röling, J. J. Royaards, J. L. Schrikkel, Th. G. Sterk, J. A. U. Stierhout, H. G. van Stockum, D. J. van der Veen, H. W. Veenendaal, J. W. C. van der Veer, M. M. H. M. Volkhemer, M. J. van der Werf, A. H. J. Windhausen, P. J. Zwaai, D. Zwier.
Museum Boymans-van Beuningen Rotterdam: gezicht op de Amstel. Zeeuws Museum Middelburg: haven te St. Ives. Singer Museum Laren (N.H.): portret van D. Meeles; meisjesportret; liggend naakt; voorjaarsdag op de Brink te Laren; haven in Cornwall.
Elsevier LXX. R. W. P. de Vries jr (blz. 297-305); Luns; Maandblad voor Beeldende Kunsten, 1925 (A. Plasschaert, blz. 67-72); Mak van Waay; Plasschaert; Van Hall I; Waller.
