Harmen Hermanus Meurs (‘Harmen’) geb. Wageningen 17 januari 1891, overl. Ermelo 16 november 1964.
Woonde en werkte in Wageningen, Amsterdam (veel reizen naar Frankrijk gemaakt), van vóór 1940 op de Veluwe (Speulde). Leerling van Louis Raemaekers en A. F. H. Falise (ca. 1905-1907), van de Rijksschool voor Kunstnijverheid (ca. 1909-1911) te Amsterdam en van 1911-1912 op de avondcursus van de Rijksakademie aldaar.
Schilderde, aquarelleerde, etste, tekende en lithografeerde stillevens, landschappen en figuren uit het boerenleven, heeft zich daarna meer toegelegd op enkel figuren, en ten slotte (mede door zijn Franse kunstreizen) veel figuren en stadsgezichten, onder invloed van het expressionisme en het kubisme. Maakte ook hout- en linosneden.
Was lid van de Haagse Kunstkring en in later jaren van het Amersfoorts Kunstenaars Genootschap. Gaf les aan A. van der Feer en L. J. J. J. Meurs.
Rijkscollectie: Rio Guadelest, Spanje, 1956.
Elzevier LXXVI (1928) blz. 438-439); Luns; Maandblad voor Beeldende Kunsten II (1925, blz. 113); Mak van Waay; Plasschaert; Van Hall II; Waller.