Gepubliceerd op 21-02-2019

Arie martinus luijt

betekenis & definitie

Arie Martinus Luijt geb. Sliedrecht 24 april 1879, overl. Wassenaar 8 juli 1951. Woonde en werkte in Dordrecht tot 1892, Den Haag tot 1898, Parijs, Schaerbeek (België) tot 1900, Den Haag tot 1922 (tijdelijk Parijs 1905 en 1908, ook Gelderland, Limburg en Zeeland), Zuid-Afrika (Kaapstad) tot 1927, Den Haag 1927, van 28 april 1927 af in Wassenaar.

Leerling van R. Larij (Dordrecht), van de Akademie v. B.K. in Den Haag (1892-1898) o.l.v. Fr. Jansen en de Ecole Julian te Parijs (1905 en 1908) o.l.v. J. J. Laurens. Heeft in Brussel samengewerkt met W. en O. W. A. Roelofs.

Schilderde, aquarelleerde, tekende en lithografeerde landschappen, vooral veel paarden (ruiters), boerenpaarden op het land, ook figuren. Heeft hier en daar wandschilderingen uitgevoerd en was een knap illustrator. Was lid van ‘Pulchri Studio’ en de Haagse Kunstkring.

Haags Gemeentemuseum: houthakkers met paard; kerkhof te Slenaken; landschap met kerk; dorp Slenaken; allegorische voorstelling; eggende boer; jachttafereel.

Elsevier LXXVIII (1929. blz. 155-161); Kunst en Kunstleven I. 1948/9 (nr. 8 blz. 2-3); Luns; Mak van Waay; Plasschaert; Van Hall I; Waller.

< >