Gepubliceerd op 14-02-2019

Anton franciscus pieck

betekenis & definitie

Anton Franciscus Pieck (‘Anton’) geb. Den Helder 19 april 1895. Woonde en werkte in Den Helder tot 1906, Den Haag tot 1922, Heemstede, Haarlem; sinds 1939 in Overveen (gem. Bloemendaal).

Maakte veel buitenlandse reizen, o.m. naar Italië, België (Vlaanderen), Marokko, Engeland, Zweden. Is de tweelingbroer van H. C. Pieck. Kreeg zijn eerste tekenlessen van J. B. Mulders in Den Helder, daarna leerling van de Akademie v. B.K. in Den Haag en van het Instituut Bik en Vaandrager aldaar (behaalde in 1912 de akte M.O. tekenen).

Schildert, aquarelleert, tekent (pen), etst, maakt houtgravures en houtsneden. Onderwerpen: oude steden, reisschetsen enz. Kunstrichting: vasthoudend aan de vroegere technische normen. Bijzonder begaafd en populair boekillustrator.

Verkreeg in 1955 de Rockox-onderscheiding te Antwerpen. Gaf jarenlang les aan het Kennemer Lyceum te Bloemendaal (1920-1960) en o.m. ook aan F. P. Huygens, C. Th. Kasteleyn en J. H. Schaap.

Tent. Gem. Van Reekum Galerij, Apeldoorn (cat. no 38, 16-12-’67 21-1-’68). Centraal Museum Utrecht: oude polka (drogenaald-ets).

Elsevier XXVI (1922) blz. 141-144 en XLVI (1936) blz. 148; Mak van Waay; Plasschaert: Thieme-Becker; Van Hall I en 11: Waller.

< >