Gepubliceerd op 29-12-2016

Wiener Kreis

betekenis & definitie

De Wiener Kreis (1920-1938) was een groep filosofen en wetenschappers die zich rond Moritz Schlick schaarden. Centrale figuren waren de econoom Otto Neurath, de filosoof Friedrich Waismann en de filosoof Rudolf Carnap. Ludwig Wittgenstein en Karl Popper waren regelmatig aanwezig, maar geen leden van de groep daar zij op essentiële punten afweken van het door de groep gepropageerde logisch positivisme of logisch empirisme. Andere leden waren Gustav Bergmann, Herbert Feigl, Philipp Frank, Kurt Gödel, Hans Hahn, Eino Kaila, Victor Kraft, Karl Menger, Marcel Natkin, Olga Hahn-Neurath, Theodor Radakovic en Rose Rand.

Twee boeken zouden aan de basis liggen voor de ontwikkelingen van deze groep, namelijk: Wittgensteins "Tractatus Logico-Philosophicus" uit 1921 en Carnaps "Der logische Aufbau der Welt" uit 1926.
Enerzijds worden de metafysica en kennistheorie als zinloos verworpen, anderzijds wordt formeel geprobeerd de wetenschap tot een eenheid te maken door gebruikmaking van dezelfde wetenschapstaal: de symbolische logica. Metafysische uitspraken - bijvoorbeeld 'God is goed' - en kennistheoretische uitspraken - zoals: 'er bestaat een wereld onafhankelijk van onze ervaring' - achtten zij zinloos. De uitspraken kunnen niet geverifieerd worden en kunnen dus niet bijdragen tot kennis. Dat wijsgerige uitspraken zinvol lijken, hoewel ze zinloos zijn, is het gevolg van emotioneel geladen uitspraken die geen cognitieve inhoud hebben.
Ethische (ethiek) zinnen worden niet opgevat als uitspraken, maar gezien als uitdrukkingen van gevoelens of pogingen te overreden. Logische en wiskundige (wiskunde) uitspraken zijn eveneens zinloos als deze niet kunnen worden geverifieerd. De manier waarop men onderzoek wilde doen bleek totaal onhoudbaar. De poging om de wetenschap tot een eenheid te maken mislukte. Ondanks deze mislukkingen vormden de ideeën van de Wiener Kreis lange tijd de basis voor de manier waarop in met namen de middelbare school de didactiek van de natuurwetenschappen (wiskunde, natuurkunde, scheikunde en in mindere mate de biologie) vorm werd gegeven.