Gepubliceerd op 29-12-2016

strabismus

betekenis & definitie

Scheelzien of loensen is een afwijking van de stand van de ogen, waarbij de ogen niet op hetzelfde punt gericht zijn. Het ontstaat meestal op kinderleeftijd, maar kan ook bij volwassenen optreden. Scheelzien komt voor bij 3-5% van de bevolking. Wanneer de beide ogen niet op hetzelfde punt gericht staan treedt er dubbelzien op. Schele kinderen hebben de mogelijkheid het beeld afkomstig uit het oog met de afwijkende stand in hun hersenen te onderdrukken (er treedt suppressie op). Als steeds hetzelfde oog scheel kijkt en onderdrukt wordt dan kan dit oog lui worden, dit wordt amblyopie genoemd. Een lui oog ziet details slechter en behandeling is alleen op jonge leeftijd goed mogelijk.

Factoren die een rol kunnen spelen bij het ontstaan van scheelzien zij onder andere erfelijke aanleg of medische problemen in de periode rond de geboorte. Ook de eventuele brilsterkte van de ogen kan het ontstaan van scheelzien in de hand werken. Een hoge verziendheid is een risicofactor voor het ontwikkelen van scheelzien. Verder kan een verschil in sterkte tussen de beide ogen leiden tot verstoring van het met twee-ogen-zien en tot scheelzien.
Op veel consultatiebureaus voor zuigelingen en kleuters worden tegenwoordig de ogen volgens een vast onderzoeksprogramma nagekeken. Wanneer de consultatiearts twijfelt aan de stand van de ogen of aan de kwaliteit van het gezichtsvermogen stuurt hij het kind door naar de oogarts. De behandeling van scheelzien of van een lui oog kan langdurig zijn. In de meeste gevallen komt het kind na onderzoek door de oogarts onder behandeling van de orthoptist, die de oogarts ook adviseert bij de beslissing tot een oogspieroperatie.
Over het algemeen wordt ernaar gestreefd eerst het luie oog te behandelen voordat de eventuele oogspiercorrectie wordt uitgevoerd. Als het oog naar buiten afwijkt is er sprake van divergent scheelzien of exotropie en wanneer het oog naar binnen afwijkt is er sprake van convergent scheelzien of esotropie. Ook kan een oog te laag hypotropie of te hoog hypertropie staan.