Afweermechanismen dienen als bescherming van het zelf (het bewuste deel van het ego). Ieder mens gebruikt ze om door het geweten verboden impulsen, ongewenste krenkingen, en akelige of traumatische herinneringen uit het bewustzijn weg te houden, of een ambivalente relatie hanteerbaar te houden.
Je kunt ze zien als overlevingsstrategieën ontstaan in bedreigende situaties. Als de situatie echter verandert, kunnen dezelfde strategieën niet meer als hulp, maar als hindernis in de ontwikkeling gaan werken en juist een bedreigende wereld creëren. Al naar gelang de ontwikkeling van de persoonlijkheid gebruikt het ego rijpe of minder rijpe (primitieve) afweermechanismen. De rijpere afweermechanismen zijn: verdringing, isolering, rationalisatie, projectie, verschuiving, ontkenning, identificatie en reactievorming.
Mensen met persoonlijkheidsstoornissen zoals NPS en BPS gebruiken deze ook, maar daarnaast de primitieve of archaïsche afweermechanismen zoals: loochening, splitsen, omnipotentie, primitieve idealisatie/devaluatie en projectieve identificatie. Iemand met een redelijk gezonde persoonlijkheid zal zich vrij gemakkelijk bewust kunnen worden van het mechanisme van afweer en ook van hetgeen wordt afgeweerd. Dit vermogen kan een hulp zijn bij het oplossen van ruzies en conflicten en de omgang met zichzelf en anderen vergemakkelijken. Iemand met een persoonlijkheidsstoornis mist vaak dit vermogen tot introspectie en beleeft conflicten vooral als komend uit de buitenwereld (egosyntoon genoemd). Vandaar dat het voor hen veel moeilijker is een conflict uit te praten en de reden dat ze vaak herhaaldelijk in dezelfde soort conflictsituaties terechtkomen. De afweermechanismen worden ook in de bijlagen van de DSM-IV genoemd en vanuit het cognitieve en schemagerichte model denkt men dat vooral primitieve afweermechanismen nauw samenhangen met een disfunctionele manier van denken, voelen en handelen voortkomend uit Vroeg Ontwikkelde Disfunctionele Schema's uit de jeugd.