Gepubliceerd op 29-12-2016

autonomie, functionele

betekenis & definitie

Term uit de motivatiepsychologie van Gordon Allport (1961). Het gaat hierbij om het onafhankelijk (autonoom) worden van drijfveren of behoeften die voorheen extrinsiek (vanuit de omgeving ) geactiveerd werden, na zekere tijd onafhankelijk worden van de omgeving en overgaan naar intrinsieke motivatie en dan autonoom blijven bestaan. Voorbeeld: bepaald werk dat men eerst doet om zijn gezin te onderhouden en de vergoeding die hiermee samenhangt ontvangt, kan later als deze factoren wegvallen, een intrinsieke motivatie zijn om hetzelfde werk te doen als vrijwilliger ook als beide eerdere drijfveren niet meer spelen.