Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Zwart geld

betekenis & definitie

Het niet officieel geregistreerde deel van de economische kringloop, dat betrekking heeft op illegale (of zwarte) transacties.

Veel economische verschijnselen komen niet tot uitdrukking in de officiële statistieken. Men spreekt dan wel van officieus circuit of informele, secundaire, alternatieve, verborgen, tweede of ondergrondse economie. In vrijwel alle landen is sprake van meer of minder ontwikkelde verborgen economieën, met uitstralingseffecten naar andere sectoren van het maatschappelijk leven. Sommige van deze verschijnselen berusten op activiteiten die geenszins in strijd zijn met de geldende rechtsorde. Het zwarte circuit echter heeft betrekking op economische activiteiten, transacties of betalingen waarbij voorschriften worden ontdoken. Doordat ze niet worden geregistreerd, zijn ze niet in de officiële inkomens verwerkt.

Zij kunnen van zeer uiteenlopende aard zijn. Zo behoren hiertoe economische activiteiten waarvan de registratie al door de betrokkenen zelf met opzet achterwege wordt gelaten, zoals inkomensvorming uit criminele bron (diefstal, oplichting, smokkelen enz.) en uit handelingen die weliswaar formeel verboden zijn, maar waartegen vrijwel geen vervolging meer wordt ingesteld (souteneurs, wonderdokters e.d.). Ook behoren hiertoe verkopen waarover geen BTW wordt voldaan, lonen waarover geen loonbelasting of sociale premies worden betaald, winsten die niet of te laag aan de fiscus worden opgegeven; in de particuliere sfeer verzwijging van neveninkomsten en -vermogens, manipulaties met erfenissen enz. Houdt men dergelijke betalingen buiten de administratie van een bedrijf, dan vertonen zij onderlinge samenhang: om zwarte lonen te kunnen betalen, moet men over zwarte inkomens beschikken. Er ontstaat zo een betalingscircuit, dat in belangrijke mate in contanten wordt afgewikkeld, ook voor de grotere transacties.

Zwart geld kan worden besteed b.v. door uitbreiding van de lopende consumptie (woninginrichting, reizen) of aanschaf van motorjachten e.d., waardoor het geld zijn illegale karakter verliest; ook is belegging mogelijk in b.v. postzegelverzamelingen, edelstenen of kunstcollecties. De omvang van het officieuze circuit wordt door sommigen geschat op 10 %, door anderen op wel 30 % van het officiële nationale inkomen. Aangezien echter zeker de helft van het nationaal produkt fraude-ongevoelig kan worden genoemd, is het onwaarschijnlijk dat van het resterende deel zich 60 % in het zwarte en overige officieuze circuit afspeelt. Omvang en groei van het officieuze circuit worden wel toegeschreven aan de spanning tussen feitelijke individuele normen en gedragingen en de maatschappelijke druk van het overheidsoptreden, in het bijzonder de belasting- en sociale-premiedruk en de inkomensnivellering. In dit verband wordt wel gewezen op de zgn. Laffercurve (naar de Californische econoom A.B.Laffer), waardoor wordt weergegeven hoezeer de belastingheffing onderhevig is aan de wet van de verminderende meeropbrengsten en dus vanaf een bepaald punt de meeropbrengst van belastingverhoging negatief zal zijn.

In de jaren 1983-84 werd door de fiscale recherche in Nederland een onderzoek ingesteld naar de medeplichtigheid van banken inzake zwart geldtransacties.

LITT. A.Heertje en H.Cohen, Het officieuze circuit (1980); W.J.van Bijsterveld, Aangepaste versie van het verslag van een onderzoek naar de aard en de omvang van de belastingfraude (1980); A.B.Laffer, De fiscus onder het mes; de gunstige gevolgen van belastingverlaging (1981).