Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Wetenschapstheorie

betekenis & definitie

v. (ook: wetenschapsleer, filosofie van de wetenschappen), de classificatie van de diverse wetenschappen naar object en methode.

(e) In de nieuwere wetenschapstheorie werd de werkwijze in de empirische wetenschappen zo voorgesteld, dat de onderzoeker eerst de feiten verzamelde, vervolgens hieruit door middel van inductie hypothesen opstelde, dan door middel van deductie uit die hypothesen nieuwe feiten afleidde en tenslotte door middel van experiment of observatie ging toetsen of die feiten met de werkelijkheid klopten. Was dat het geval, dan was de hypothese (voorlopig) bevestigd; was dat niet het geval, dan was zij gefalsifieerd. De Wiener Kreis en K.Popper werkten volgens deze methode.

Vanuit de geschiedenis van de natuurwetenschappen hebben J.Lakatos, P.Feyerabend (SI) en m.n. T.Kuhn aangetoond dat het in de concrete beoefening van de wetenschappen niet zo toegaat. Zo heeft men nooit met een enkele hypothese te doen, maar met een gehele theorie, die altijd wel enkele anomalieën kent, afwijkingen die niet goed in de theorie passen, maar waarvoor deze nog niet behoeft te worden opgegeven. Men geeft b.v. de goedlopende natuurkundige theorieën niet op vanwege enkele erin niet passende parapsychologische verschijnselen. Verder worden vele ontdekkingen niet gedaan door middel van systematisch onderzoek, maar bij toeval, door een geniale gedachte enz. Veel onderzoek is sociaal en historisch bepaald.

M.n. geldt dit doordat allerlei fundamentele vooronderstellingen (zie paradigma) door de onderzoekers niet aan de orde worden gesteld. Verder blijken vele onderzoekers hun geliefde hypothesen niet op te geven, wanneer feiten ontdekt worden die ermee in strijd zijn. Zij trachten dan (meestal vrij willekeurig) hun theorieën aan te passen of zij loochenen de tegen hun hypothese sprekende feiten, wat zij bij statistisch vastgestelde feiten lang kunnen volhouden. Een volgende generatie is hiertoe doorgaans niet langer bereid. Kuhn onderscheidt verder tussen normale wetenschap, waarbij kleinere veranderingen worden aangebracht in de wetenschappelijke theorieën, en revolutionaire wetenschap, waarbij er een verandering optreedt in de fundamentele zienswijzen (wijziging van het paradigma). Van het laatste zijn het ontstaan van het copernicaanse wereldbeeld en van de darwinistische evolutietheorie sprekende voorbeelden.

Lakatos heeft getracht de oude theorieën van Popper met de nieuwere zienswijzen te verzoenen. Hij spreekt van systematisch opgezette onderzoekprogramma’s, waarbij verscheidene clusters van hypothesen getoetst worden. Verder moet er een onderscheid gemaakt worden tussen de harde kern van een theorie, die niet ter discussie gesteld kan worden, en de te testen hypothesen. Ook bij de laatste moet men onderscheiden tussen wat voorlopig niet direct getoetst wordt (‘protective belt’) en de onmiddellijk geteste hypothesen. Lakatos benadrukt dat er een externe geschiedenis van de wetenschap is, die vaak door toeval enz. wordt bepaald. Daarnaast echter is er de bovengenoemde interne geschiedenis van de wetenschappen, die dus wél een duidelijk logische structuur vertoont. [prof.dr.H.G.Hubbeling]

LITT. W.Stegmüller, Neue Wege der Wissenschaftsphilosophie (1980); I.Hacking (red.), Scientific revolutions (1981); P.Wesly, Elementaire wetenschapsleer (1982); G.van Steendam e.a., Wetenschapsfilosofie in beweging (1983); G.de Vries, De ontwikkeling van wetenschap (1984); C.A.van Peursen, De opbouw van de wetenschap (2e dr. 1984); D.Shapere, Reason and the search for knowledge (1984).