Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Welzijn dieren

betekenis & definitie

Term waarmee de kwaliteit van de levensomstandigheden van dieren wordt aangegeven, m.n. van dieren in de intensieve veehouderij. Het dierlijk welzijn is een begrip dat vanaf het einde van de jaren zestig zeer in gebruik is geraakt.

Dit hing samen met het groeiende maatschappelijke onbehagen over de levensomstandigheden van de dieren in de intensieve veehouderij. Dierenbeschermingsorganisaties uitten als eerste kritiek, m.n. op het houden van mestkalveren in gesloten, individuele boxen en op de huisvesting van kippen in legbatterijen. Ook werden als omstreden beschouwd de huisvesting van mestvarkens in kale hokken met volledige roostervloeren en het houden van vroeggespeende biggen op stroloze biggenbatterijen. Meer recent is de kritiek op het langdurig vastgeketend zijn van fokzeugen.De bekommering om het welzijn van landbouwhuisdieren ontstond niet alleen in Nederland. Enkele jaren eerder was in Groot-Brittannië met het verschijnen van het boek Animal machines van Ruth Harrison de discussie reeds op gang gekomen. Thans is in de meeste westerse landen het welzijn van landbouwhuisdieren een element geworden van maatschappelijke aandacht en in meer of mindere mate ook van bemoeienis van de overheid. In diverse Europese landen streeft de overheid naar een wetgeving, die ten behoeve van het welzijn minimumeisen stelt aan de huisvesting en verzorging van de landbouwhuisdieren.

Het begrip welzijn dieren veronderstelt bij dieren de aanwezigheid van een subjectief beleven. Direct wetenschappelijke bewijzen daarvoor bestaan er niet. Het zijn dan ook uitsluitend kennistheoretische, filosofische uitgangspunten waarop deze aanname steunt. Centraal staat daarbij het analogiepostulaat. Dit postulaat zegt dat subjectief beleven bij hogere diersoorten mag worden verondersteld op grond van de gelijkenis in lichaamsbouw en -functies van mens en dier. Bijzondere betekenis wordt daarbij gehecht aan overeenkomsten in de werking van het centrale zenuwstelsel, de neurofysiologische processen.

In de praktijk van het wetenschappelijke onderzoek wordt welzijn afgemeten aan drie aspecten: het gedrag, de gezondheid en de fysiologie van de dieren. De produktie van de dieren wordt in de regel niet als een betrouwbare maatstaf beschouwd. Het gedrag is, gelet op de aard van het welzijnsprobleem, het belangrijkste kenmerk. Het ontbreken van de mogelijkheid om natuurlijk gedrag uit te voeren wordt gezien als een eerste globale indicatie voor gestoord welzijn. Een preciezer beeld krijgt men door van de afzonderlijke gedragingen, via onderzoek naar de veroorzaking en het biologische nut, de noodzaak voor het dier te analyseren. Zo kan blijken dat gedrag dat in de natuur belangrijk lijkt, in een omgeving als een stal niet zo relevant is. Vele gedragspatronen zal het dier echter willen verrichten, ook al is de structuur van de omgeving sterk gewijzigd.

Zeer nuttige informatie omtrent het welzijn kan men ontlenen aan keuzeproeven. Daarbij bestudeert men welke omgevingsfactoren het dier bij voorkeur vermijdt en welke het opzoekt. De affiniteit tot omgevingsfactoren kan men desgewenst uitdrukken in de hoeveelheid werk, die het dier wil verrichten, om een beoogd doel in de omgeving te bereiken.

Wanneer de omgeving onvoldoende is afgestemd op het aanpassingsvermogen van het dier, gaat het dier in de regel abnormaal, gestoord gedrag vertonen. Het kan extra agressief worden of juist schrikachtig en bang, of apatisch. Zeer opvallend gestoord gedrag komt men tegen in de vorm van stereotypieën. Dit zijn ritmische, vormvaste gedragsuitingen, zonder direct nut voor het dier. Dieren die zeer beperkt zijn door hun omgeving kunnen soms uren achtereen met het verrichten van stereotypieën bezig zijn. Aanpassingsproblemen zullen zich vaak ook uiten in fysiologische stressverschijnselen.

Het lichaam wordt daarbij geactiveerd en in fysiologisch opzicht in meer of mindere mate in een alarmsituatie gebracht. Verschijnselen van aanhoudende stress duiden zonder meer op welzijnsproblemen. De gezondheid van de dieren is steeds het minst omstreden criterium voor dierlijk welzijn geweest.

Een verhoogde ziekte- en sterftekans, maar ook verwondingen en een niet-optimale toestand van het veren- of haarkleed worden steeds gezien als indicaties-dat de omgeving niet optimaal is voor het welzijn van het dier.

Verbetering van het welzijn van de dieren in de intensieve veehouderij betekent in de regel dat men de dieren een gevarieerde omgeving moet aanbieden en dat men de beschikbare ruimte per dier moet vergroten. Economische beweegredenen kunnen zich verzetten tegen zulke aanpassingen, tenzij de situatie zo is dat de veehouder een hogere prijs voor zijn produkt kan krijgen. Het scharrelei is een voorbeeld van een produkt waarvoor de consument extra betaalt als hij de garantie heeft dat het dier onder betere omstandigheden leeft. In het geval van de leghennen is dat de grondhuisvesting in plaats van de legbatterij. Het scharrelei is een kwaliteitsmerk, dat wordt beschermd door het Landbouwkwaliteitsbesluit.

In het welzijnsonderzoek tracht men alternatieven voor de gangbare huisvestings- en verzorgingssystemen te vinden, die zowel het welzijn der dieren verbeteren als ook economisch gezien haalbaar zijn. [dr.ir.J.H.M.Metz].