Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Volkskunde

betekenis & definitie

v., in het algemeen de wetenschap die de cultuur van een volk of gemeenschap bestudeert.

(e) De volkskunde kwam omstreeks 1800 in Duitsland op, toen onder invloed van de romantiek wetenschappelijke belangstelling ontstond voor ‘het leven volgens overgeleverde regels’. Volkskunde omvat een veel groter gebied dan hetgeen in 1846 door de Brit W.J.Thomson werd gerangschikt onder het begrip folklore. In Nederland heeft dat woord (nl. folklore) vooral in de media een merkwaardige bijbetekenis gekregen: uitingen van domme behoudzucht ten plattelande, waarin zich een misplaatst randstedelijk superioriteitsgevoel uit.

Tot de studieobjecten van de volkskunde behoren sage, sprookje, legende, lied, rijm, volksgeloof, spel, dans, klederdrachten, boerenhuizen. Daarbij slaat de term volk niet op de gehele populatie van een staat of land, maar op groepen, ‘voorzover hun cultuur bepaald wordt door gemeenschap en traditie’ (R.Weisz).

In Nederland begon de geschiedenis van de volkskunde pas in 1934, toen het in 1930 opgerichte Centraal Bureau voor Ned. Dialecten van de Koninklijke Ned. Akademie van Wetenschappen opdracht kreeg een Ned. volkskunde-atlas samen te stellen. Dit was de eerste keer dat er op de rijksbegroting geld voor wetenschappelijke beoefening werd gereserveerd. Tot 1957 was P.J.Meertens de enige betaalde kracht. In de jaren zestig werd volkskunde nog als bijvak gedoceerd in Amsterdam en Nijmegen.

Thans bestaat er geen Ned. opleiding meer, dit in tegenstelling met België (alle universiteiten) en Duitsland, waar reeds in de 19e eeuw volkskundedissertaties werden verdedigd. Vooral na de Tweede Wereldoorlog werd de volkskunde in West-Europa niet langer gezien ‘als de beheerder van het culturele erfgoed’, maar als ‘de wetenschap die tot taak heeft verschillen en veranderingen in de geestelijke en materiële cultuur in een maatschappelijke context te plaatsen, ten einde het inzicht in functie, betekenis en onderlinge samenhang van de cultuurverschijnselen te verscherpen’ (J.Voskuil). De laatste tijd wordt toenadering gezocht tot verwante wetenschappen als geschiedenis, antropologie en sociologie. Bewijzen hiervan leveren voor Nederland het in 1975 opgerichte Volkskundig Bulletin en het na 1946 ontstane Neêrlands Volksleven, dat binnenkort een gewijzigde titel zal krijgen. In Vlaams België bleef bij de oprichting van het Volkskundig Bulletin het tijdschrift Volkskunde, dat voordien het gehele Ned. taalgebied tot werkterrein had, bestaan als uitgave van de Koninklijke Commissie voor Volkskunde. Aan de verschuiving in de belangstelling is het toe te schrijven, dat de verschijning van de Volkskunde-atlas voor Nederland en Vlaanderen, die een beeld zou moeten geven van de traditionele cultuur, na 1969 is gestaakt.

Niettemin wordt door het Amsterdamse instituut nog steeds ieder jaar aan een grote groep correspondenten in Nederland een vragenlijst verzonden. Met regionale volkskunde houden zich bezig het Nedersaksisch instituut te Groningen (sinds 1980) en de volkskundecommissie van de Fryske Akademy (geen universiteit, maar een genootschap). Musea met volkskundeverzamelingen in Nederland zijn het Openluchtmuseum te Arnhem en het Zuiderzeemuseum te Enkhuizen. In Vlaams België: het Openluchtmuseum Bokrijk te Genk en musea te Antwerpen, Brugge en Gent. [S.J.van der Molen]

LITT. S.J.van der Molen, Onze folklore (1980); A.Roeck, J.Theuwisse en J.van Haven, Vlaamse volkscultuur (in: Het traditionele volksleven, 1982).