Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Verlichting (lampen)

betekenis & definitie

v., wat dient om te verlichten.

(e) De ontwikkelingen van de laatse jaren op het verlichtingsgebied zijn voornamelijk gericht op een doelmatiger gebruik van energie en, mede in dit verband, het in gebruik nemen van nieuwe, efficiëntere lichtbronnen. Dit geldt zowel voor binnenverlichting als voor openbare verlichting. Bij binnenverlichting besteedt men meer aandacht aan het afstemmen van de verlichting op de behoeften naar plaats en tijd. De voor de werkomstandigheden benodigde lichtniveaus zijn niet verminderd; de eigenschappen van de visuele waarneming zijn immers onafhankelijk van de energiesituatie en van financiële aspecten. Wel kan men vaak doelmatiger met energie omgaan door alleen op die plaatsen in de ruimte waar de werkzaamheden ook daadwerkelijk plaatsvinden, de voor die werkzaamheden noodzakelijke lichtniveaus aan te brengen. Daarbuiten, b.v. in verkeerszones en bij archiefkasten, kan veelal met minder licht worden volstaan.

De herziene Aanbevelingen voor binnenverlichting van de Ned. Stichting voor Verlichtingskunde (uitgave 1981) bieden de mogelijkheid om voor een bepaald soort werkzaamheden op maat het vereiste lichtniveau te kiezen op grond van het kritisch detail dat bij het uitvoeren van dat werk moet worden gezien. Daarbij kan dan nog rekening worden gehouden met de aard van de contrasten die in het werk voorkomen, de tijdsduur gedurende welke de werkzaamheden moeten worden verricht en de leeftijd van diegenen die het werk moeten doen. Zoals bekend neemt de behoefte aan licht toe naarmate men ouder wordt.

Deze ontwikkelingen hebben geleid tot een grotere toepassing van gelokaliseerde verlichting en van werkplek verlichting. Bij gelokaliseerde verlichting is de verlichting geconcentreerd in het deel van de ruimte waar de eigenlijke werkzaamheden plaatsvinden. Bij werkplekverlichting gaat het om de verlichting van de werkplek zelf: b.v. bureaus door middel van bureaulampen. In het laatste geval is er ook een verlichtingsinstallatie nodig voor de algemene verlichting in de ruimte. Deze installatie hoeft dan slechts een relatief laag lichtniveau te leveren.

Ook voor het gebruik van daglicht is toenemende belangstelling ontstaan. Hoewel daglicht gratis is, is men geneigd te vergeten dat grote ramen in de zomer bijdragen tot verwarming van de ruimte en tot afkoeling van de ruimte in de winter. Aldus kan wellicht de energierekening in totaal nadelig worden beïnvloed.

Doelmatigheid bij het energieverbruik kan ook worden bevorderd door de verlichtingsinstallatie alleen in te schakelen wanneer dat nodig is. Dit heeft geleid tot nieuwe ontwikkelingen op schakelgebied. Enerzijds zijn er schakelingen, waarmee de verlichting in zijn geheel of in groepen automatisch wordt geschakeld op grond van de hoeveelheid ter beschikking staand daglicht. Anderzijds zijn de schakelmogelijkheden verruimd om lokaal, afhankelijk van de bezetting van de werkplekken, de verlichting in en uit te schakelen.

Belangrijke ontwikkelingen hebben plaatsgevonden op het gebied van de lichtbronnen. Inmiddels heeft een nieuwe generatie buisvormige fluorescentielampen (populair, maar onjuist veelal aangeduid als TL-buizen) ingang gevonden. Uiterlijk onderscheiden deze lampen zich van de vorige generatie door een kleinere diameter van 26 mm (in plaats van 38 mm) waardoor deze lampen effectiever in spiegelarmaturen kunnen worden toegepast. Belangrijker echter zijn de veranderingen binnen in deze lampen. Door toepassing van andere fluorescentiepoeders is de specifieke lichtstroom - de lichtstroom in lumen (lm) per opgenomen watt (W), uitgedrukt in lm/W - toegenomen. Een bijkomend voordeel is dat het vroegere bezwaar bij dit soort lampen, dat goede kleurweergave-eigenschappen gepaard gingen met een kleinere specifieke lichtstroom, is verdwenen.

In vergelijking met gasontladingslampen is de gloeilamp altijd een weinig rendabele lichtbron gebleven. Toch heeft de gloeilamp o.a. door haar eenvoudige hanteerbaarheid, gemakkelijke uitwisselbaarheid, haar vertrouwde lichtkleur en goede kleurweergave-eigenschappen een eigen plaats weten te behouden. In het streven deze eigenschappen te combineren met een verbeterde specifieke lichtstroom zijn er miniatuur fluorescentielampen op de markt gekomen, die zonder extra technische voorzieningen, rechtstreeks op de plaats van een gloeilamp kunnen worden aangebracht. Deze zgn. gloeilampvervangende lampen, waarbij de voorschakelapparatuur in de lamp is opgenomen, komen voor in een vorm die lijkt op die van de bekende gloeilamp, zoals de SL-lamp, maar ook in allerhande andere vormen, b.v. als cirkelvormige lampen. Door hun grotere specifieke lichtstroom kunnen deze lampen met voordeel worden toegepast op die plaatsen waar gloeilampen de aangewezen lampsoort zijn en waar deze lampen een groot deel van de tijd in bedrijf zijn.

Analoge ontwikkelingen deden zich voor bij de openbare verlichting. Beter dan voorheen probeert men het licht op maat te leveren door een gedetailleerde indeling van wegen in categorieën, waarvoor afzonderlijke eisen aan de verlichting worden gesteld.

De vroegere avond-nachtschakeling begint weer ingang te vinden. Uitgangspunt hierbij is, dat men ’s nachts door het uitschakelen van een deel van de verlichting het lichtniveau aanpast aan de verminderde verkeersdrukte, terwijl de gelijkmatigheid van de verlichting behouden blijft. Bij de vroegere avond-nachtschakeling brandden tijdens de avonduren twee lampen per lichtpunt en werd ’s nachts een daarvan uitgeschakeld. Er zijn ontwikkelingen om de avondverlichting alleen tijdens de ochtend- en de avondspitsuren in te schakelen.

Wanneer er maar één lamp per lichtpunt is geinstalleerd, hetgeen meestal het geval is, kan men in principe geen avond-nachtschakeling toepassen zonder een grote ongelijkmatigheid van de wegverlichting op de koop toe te moeten nemen. Om in deze gevallen toch het lichtniveau te kunnen regelen zijn er ontwikkelingen in de richting van dimmen van de lichtstroom door toepassing van halfgeleiderschakelingen.

De openbare verlichting is bij uitstek een voorbeeld van een gebied waar voortdurend door het toepassen van rendabeler lichtbronnen is gestreefd naar een geringer energieverbruik. Men denke hierbij aan de vervanging van gloeilampen door gasontladingslampen, waarbij de lagedruknatriumlamp een opvallend voorbeeld is; niet alleen door de lichtkleur, maar vooral door de enorme toename in specifieke lichtstroom van ca. 15 lm/W (gloeilamp) naar ca. 180 lm/W (lagedruknatriumlamp). Een recente ontwikkeling, m.n. in woongebieden met relatief geringe lichtniveaus is de hogedruknatriumlamp van gering vermogen. Deze lamp heeft in vergelijking met de lagedruknatriumlamp een breder spectrum, voor openbare verlichting redelijke kleurweergave-eigenschappen en ook met ca. 55 lm/W een gunstige specifieke lichtstroom. [drs.F.Burghout].