Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Politie

betekenis & definitie

v., het apparaat dat belast is met de zorg voor de openbare orde en veiligheid, alsme­de met de opsporing van strafbare feiten.

(e) In okt. 1984 besloot de Ned. ministerraad af te zien van invoering van provinciale politie in plaats van de bestaande rijks- en gemeentepolitie. De invoering zou f 0,7-1,5 mrd. hebben gekost en dat was te veel voor een nieuwe Politiewet. Om een verdergaande samenwerking te realiseren tus­sen het korps Rijkspolitie en de bijna 150 ge­meentelijke politiekorpsen zal de Basisregeling Regionale Samenwerking Politie van 7.12.1979 in­grijpend gewijzigd worden. De politie vindt deze regeling te centralistisch en te ver verwijderd van het veldwerk. Door een wetswijziging in 1980 is de mogelijkheid tot het optrèden van politieambtenaren verruimd, zodat zij hun taak in het gehele land kunnen uit­oefenen. Al enkele jaren wordt gewerkt aan de ontwikkeling van één uniform voor de politie.

De eerste stap was het werktenue bestaande uit broek en jack. Het jack was nodig geworden door de draagwijze van het pistool (sinds 1980 voor alle korpsen hetzelfde pistool, de Walther P5).

De totale sterkte van de rijkspolitie bedraagt 13 500 koppen, zij oefent volledige politiezorg uit in de ruim 600 gemeenten die geen eigen politie bezitten. De totale sterkte van de 148 gemeente­lijke politiekorpsen bedraagt 23 500 koppen. In 1984 bedroegen de politiebudgetten van Justitie en Binnenlandse Zaken resp. f 1,2 mrd. (rijkspo­litie) en f 2,3 mrd. (gemeentepolitie). Zie mobiele eenheid.