Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Pers (dagbladen)

betekenis & definitie

m., (communicatie) wat de drukpers voortbrengt, m.n. dagbladen en tijdschriften. (e) TECHNIEK. Op het technisch vlak heeft.de pers een ware revolutie doorgemaakt.

Het machinaal letterzetten in regels, dat tegen het eind van de 19e eeuw ingang vond, is in de jaren vijftig van de 20e eeuw verdwenen. Het werd vervangen door de ontwikkeling van een machine die langs fotografische weg zetsel produceert. In 1971 werd in de VS (News Journal, Daytona-Florida) het eerste krantebedrijf uitgerust met apparatuur die gebaseerd was op tekstinvoer via een toetsenbord, gekoppeld aan een beeldscherm dat rechtstreeks verbonden was met een computer. Het beeldscherm maakte de ingetikte tekst zichtbaar. Naarmate de computerprogramma’s beter, de bediening simpeler en de apparatuur gebruiksvriendelijker werden, verhuisden de invoerschermen van de zetterij naar de redacties. De tekst die de journalisten via schermen produceren of bewerken, hoeft niet meer te worden overgetikt door typograaf of ponstypist.

Met simpele codes kunnen zij hun regels laten uitvullen en afbreken en de gewenste zetwijze van koppen, bijschriften en de eigenlijke tekst bepalen. Momenteel heeft de fotozetter een snelheid van 2000 regels per minuut. In Nederland werd deze apparatuur voor het eerst geïnstalleerd in 1978 (Sijthoff-Pers, Rijswijk). Thans is de meerderheid van de dagbladen in Nederland rechtstreeks met de computer verbonden. In België is deze ontwikkeling nog minder ver gevorderd. De voordelen zijn journalistiek gezien groot.

Doordat telefoonlijnen de afstanden kunnen overbruggen, worden ook correspondenten en verslaggevers in binnen- en buitenland (o.a. met draagbare terminals) rechtstreeks verbonden met hun centrale redactie. Telexist, dictafonist en zetter zijn uitgeschakeld. Deze ontwikkeling komt de rentabiliteit van de krante-onderneming uiteraard ten goede, maar zij is van invloed op de werkgelegenheid. Zo daalde sinds 1970 het aantal zetters dat in dienst was van een dagbladbedrijf in Nederland met ca. 75 %.Nu het opslaan van teksten in het computergeheugen geen probleem meer is, gaan ook de grote persbureaus (zoals het ANP in 1984) ertoe over hun berichten, die voorheen per telex werden verspreid, rechtstreeks in het computergeheugen van de dagbladredacties op te slaan. De redacteuren bepalen of en in welke vorm zij de aangeboden berichten laten zetten. Hetzelfde geldt voor krantencombinaties met een eigen persdienst. Het schrift dat de fotozetter produceert, wordt met de hand gecomponeerd tot pagina’s. Systemen om complete pagina's te produceren, die met behulp van het scherm worden opgemaakt, zijn volop in de belangstelling. Een probleem bij deze elektronische vormgeving is nog de digitale opslag van foto’s, tekeningen en andere illustraties.

Ook in het drukprocédé is de fotografie in opmars. Het oude procédé (rotatiepersen met hoogdruk van loden platen) is in de jaren zeventig vervangen door rotatiedruk van dunne metalen platen met een chemische laag. Het paginabeeld werd er langs fotografische weg op overgebracht. Offsetdruk, voor dagbladen tot dan onbruikbaar wegens de lange tijd van voorbereiding en de hogere papierkosten, komt door nieuwe ontwikkelingen binnen het bereik en zal wegens fraaiere drukkwaliteit - ook in kleur - de markt veroveren. NEDERLAND. Nadat de dagbladpers in de jaren zestig en zeventig met de toenemende welvaart was meegegroeid in omvang en oplage, deed zich rond 1980 een ernstige crisis voor.

Overigens waren veel kranten al eerder gedwongen tot fusie of opname in een sterker concern. Waren er in 1958 nog 56 zelfstandige dagbladondernemingen, een kwart eeuw later was dit aantal verminderd tot 23.

Van de totale oplage (4,41 mln. kranten per dag) wordt 70,4 % uitgegeven door zes concerns:

Telegraaf Holding 18,5 %;

Ned. Dagblad Unie (o.a. NRC/Handelsblad, Algemeen Dagblad) 15,7 %;

Perscombinatie (o.a. De Volkskrant, Het Parool, Trouw) 13,2 %;

Audet (o.a. De Gelderlander, De Stem, De Limburger) 9,9 %;

Sijthoff-Pers (o.a. Haagse Courant) 7 %;

Verenigde Ned. Uitgeversmaatschappijen (Brabant Pers) 6,1 %.

In nood verkerende periodieken kunnen steun ontvangen van de Stichting Bedrijfsfonds voor de Pers. De leden worden benoemd door de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, zie mediabeleid, Nederland.

De Stichting Bedrijfsfonds voor de Pers heeft gelden beschikbaar uit een door de regering in 1972 vrijgemaakt bedrag van ca. f 5 mln., uit een aandeel van de STER-tarieven (omroepreclame) en uit de renten hiervan. De steun wordt voorname lijk individueel verleend, in beginsel als voorschot met lage rente, aan persorganen die in moeilijk heden verkeren, opdat ze daardoor hun levensvatbaarheid behouden of herkrijgen. Voor terugbetaling wordt meestal een soepele regeling getroffen. Daarnaast is in jan. 1983 een compensatieregeling mogelijk geworden, waarvan dagbladen met een oplage van minder dan 150 000 kunnen profiteren, terwijl hun spreidingsdichtheid minder dan 25 % moet zijn. Deze normen kunnen zo nodig worden aangepast. De steun wordt berekend volgens een formule waarin het aantal redactionele pagina’s hoofdzaak is. Tegenover deze steunmaatregelen stond een niet onaanzienlijke verzwaring van lasten, toen per 1.1.1980 de vrijstelling van het BTW-tarief voor dagbladen verviel en voortaan 4 % (later 5 %) van de abonnementsgelden moest worden afgedragen.

Het aantal landelijke dagbladen is sterk gereduceerd, o.a. door fusie (b.v. Nieuwe Rotterdamse Courant en Algemeen Handelsblad in 1971) en regionalisering (Het Vrije Volk in 1970). Opgeheven werden o.a. De Tijd (1974; werd weekblad), het Noordhollands Dagblad (1981), en Het Vaderland (1982) . Daarnaast kwamen er nieuwe dagbladen: het Reformatorisch Dagblad (1971), de Nieuwe Noordhollandse Courant (1979), het Lelystads Dagblad (1983) en het Dagblad van Almere (1983). Van deze laatste is alleen het Reformatorisch Dagblad een zelfstandige uitgave. De meeste kranten verschijnen thans als ochtendblad.

De economische crisis en toenemende werkloosheid brachten vele krantelezers ertoe samen met anderen (m.n. buren) één abonnement te nemen. Dit had gevolgen voor de oplagecijfers. Het advertentieaanbod nam af door bedrijfssluitingen, een verminderde vraag naar personeel en dalende koopkracht, al liet 1984 een licht herstel zien.

Bij de tijdschriften is de VNU veruit het grootste concern met 40,8 % van alle uitgaven. De VNU biedt een geschakeerd pakket, dat uitgaven kent als Libelle, Panorama, Donald Duck, Playboy en De Tijd. De opkomst van bladen als Privé en Story was stormachtig. Zij lijken minder conjuctuurgevoelig dan menig meer serieus ingesteld periodiek. Van de opinieweekbladen verdween De Nieuwe Linie (1982). Elseviers Weekblad, Elseviers Magazine en Vrij Nederland zijn de belangrijkste in oplage. [F.Oudejans]

BELGIË. Sinds 1979 vonden er binnen de Belg. dagbladpers weinig vernieuwingen of verschuivingen plaats. Wel kenden enkele bladen moeilijkheden, waaronder financiële. In Vlaanderen was dit vooral het geval met de socialistische krant De Morgen (42790 exemplaren), die herhaaldelijk gered moest worden door nieuwe kapitaalinbreng, reorganisaties e.d. Eind 1984 zocht hoofdredac teur Paul Goossens zelfs vers kapitaal bij grote privé-bedrijven, wat uiteraard heel wat opschudding veroorzaakte binnen en buiten de perswereld. Aan de andere zijde van de taalgrens werd de Brusselse krantengroep La Libre Belgique (rooms-katholiek)/LA Dernière Heure (liberaal), die op de rand van een faillissement stond, voor BF 250 mln. overgenomen door twee nieuwe aandeelhoudersgroepen.

Hiermee ging ook het oude familiebedrijf Brébart ter ziele. De Brusselse perswereld werd ook opgeschrikt door het feit dat de bekende Franse persmagnaat Robert Hersant werd opgenomen in de raad van beheer van de NV Rossel, de uitgeefster van o.a. Le Soir, de grootste Belg. Franstalige krant (214 924).

Sinds 20.9.1984 verscheen in Vlaanderen onder de titel 24 UUR een nieuw dagblad. Het werd uitgegeven door de NV Infotex, een speciaal daartoe opgerichte dochteronderneming van de VUM (Vlaamse Uitgeversmaatschappij), die reeds De Standaard, Het Nieuwsblad en De Gentenaar op de markt bracht. De nieuwe krant, waarop men zich niet kon abonneren, werd ‘een gemakkelijke en vlotte krant’, met weinig politiek en sport, maar met veel zgn. positief en ‘menselijk’ nieuws, met korte artikelen, overvloedig en kleurrijk geïllustreerd. De krant richtte zich speciaal tot de 1,75 mln. Vlamingen die geen dagblad lazen. Men had daarbij vooral de jongeren en de vrouwen op het oog. Nog geen twee maanden later echter werd de publikatie van het nieuwe blad onverwacht stopgezet, ‘omdat de verkoopresultaten beneden de verwachtingen bleven’.

Ook de kranten ontsnapten niet aan de inflatie en de prijsstijgingen. Tussen 1979-84 steeg de dagbladprijs van BF 10 naar BF 17. Volgens de dagbladuitgevers waren deze herhaalde prijsstijgingen het gevolg van de gestegen produktie- en distributiekosten. Wellicht houdt deze forse prijsstijging ook verband met de gestadige daling van het aantal dagbladkopers. Begin 1984 kwamen er dagelijks 2 169 171 kranten van de pers. Dit waren er 74 435 minder dan vijf jaar te voren (een achteruitgang met 3,31 %). Deze daling moet echter volledig op het conto van de Franstalige pers geschreven worden.

De Nederlandstalige pers nam immers toe met 2,67 % (1 204 349 exemplaren), terwijl de Franstalige kranten (951 322) in vijf jaar tijd met meer dan 10 % achteruitgingen. Het Duitstalige blad Grenz Echo (13 500) bleef stabiel. Wat de titels betreft, telt men 36 dagbladen van algemene informatie, nl. 21 Franstalige, 14 Nederlandstalige en een Duitstalig. Al deze titels behoren tot slechts 15 onafhankelijke dagbladbedrijven, nl. acht Franstalige, zes Nederlandstalige en een Duitstalig. De gevolgen van de persconcentratie worden nog duidelijker, als men weet dat in Vlaanderen negen van de 14 titels, vier van de zes dagbladondernemingen en 70 % van de krantenoplage een uitgesproken rooms-katholieke signatuur hebben. Het enige socialistische blad, De Morgen, haalt samen met zijn nevenuitgaven (Vooruit en De Antwerpse Morgen) nauwelijks 4 % van de globale Vlaamse oplage.

Dit heeft ook een opvallende wanverhouding tussen dagbladoplagen en verkiezingsuitslagen tot gevolg. Zo verschijnen er meer dan tweemaal zoveel rooms-katholieke kranten (69,88 %) als er kiezers zijn voor de CVP (32,30 % in 1981). In het socialistische kamp stelt men een omgekeerde tendens vast. Hier zijn meer dan vijf maal zoveel kiezers (20,70 %) als er lezers van socialistische dagbladen zijn (3,96 %). Binnen de Franstalige pers domineert de liberaal-neutrale groep Rossel (Le Soir, La Meuse en La Nouvelle Gazette) met 428522 exemplaren óf 45,04 % van de gezamenlijke oplage.

Bij de weekbladpers is er de laatste jaren heel wat beweging geweest. Einde 1983 verdween wegens financiële moeilijkheden het algemene informatieblad Spectator. Onder de titel Topics was er enkele maanden voordien reeds een nieuw informatiemagazine verschenen, dat een centrum-rechtse koers wil varen en bedoeld is als een

tegenhanger van Knack. De uitgeverij van Knack, Roularta, kreeg trouwens een steeds grotere greep op de weekbladenmarkt. Zo verschenen achtereenvolgens als nieuwe Roularta-produkten: Sport-Magazine (een veertiendaags - later maandelijks — nieuwsmagazine, gespecialiseerd in sport en vrijetijdsbesteding), Weekend Magazine (een soort familieblad dat de abonnees van de andere Roularta-publikaties gratis bij hun blad krijgen) en Vif (een Franstalig informatiemagazine). Andere belangrijke ‘nieuwelingen’ zijn: het succesvolle (jonge)vrouwenblad Flair (165 000 exemplaren na vier jaar), het op vestzakformaat uitgegeven en erg goedkope TeveBlad (130 000) en tenslotte het - door Johan Anthierens opgerichte satirische weekblad De Zwijger, dat echter na een goed jaar zijn publikatie (voorlopig?) diende stop te zetten. De totale weekbladoplage bleef het laatste decennium ongeveer gelijk. De grote toppers zijn: de vrouwenbladen Libelle-Rosita (301 000) en Het Rijk der Vrouw (183 154), de omroepbladen Humo (238

154) en TV-Ekspres (211 500) en het ‘gezelligheidsblad’ Story (178 400).

Sinds enkele jaren toont de Belg. perswereld een steeds grotere interesse voor de audiovisuele sector: viewdata, video, radio en (vooral) televisie.

In 1982 richtte de Vereniging van de Belg. Dagbladuitgevers onder de naam Mediatel een studiecel op om de invloed van de nieuwe media nader te onderzoeken. Een jaar later startte men zelfs met een eigen viewdata-experiment, bestemd voor de Belg. dagbladen. Ook de VUM, met De Standaard en Het Nieuwsblad, ontwikkelde onder de titel Editel een concreet viewdataprojekt en ging via haar dochteronderneming DECOM ook op de videomarkt een belangrijke rol spelen. Verscheidene dagbladondernemingen waren de vrije radio’s behulpzaam met de werving van hun reclame en met het ter beschikking stellen van nieuwsberichten. Maar de meeste interesse van de uitgevers ging ongetwijfeld uit naar de medewerking aan een mogelijke commerciële televisiezender naast de BRT.

Om de concrete mogelijkheden en de levensvatbaarheid van een zgn. uitgeverstelevisie nader te onderzoeken werden reeds twee vennootschappen opgericht:

1. de Onafhankelijke Televisie Vlaanderen (OTV) met daarin een participatie van o.a. de VUM (De Standaard), Concentra (Het Belang van Limburg), De Financieel Ekonomische Tijd en enkele financiële groepen; deze maatschappij (met een oprichtingskapitaal van BF 10 mln.) heeft o.a. tot doel ‘alle voorstellen voor de doorbreking van het BRT-monopolie te bestuderen ...’;
2. De Vlaamse Media Maatschappij (VMM), opgericht als reactie op de OTV, bestaande uit enerzijds tien Vlaamse weekbladuitgevers, anderzijds de vier dagbladgroepen die niet in de OTV vertegenwoordigd zijn; deze twee groepen brengen elk de helft van het startkapitaal (BF 10 mln.) in; de VMM heeft tot doel ‘het onderzoeken, het ontwikkelen en de exploitatie van alle vormen van audiovisuele communicatie, zowel in de private als in de openbare sector’.

De belangstelling van de persondernemingen voor het beeldbuismedium houdt ongetwijfeld verband met hun vrees voor een eventueel verlies van reclamegelden. Uit onderzoek is immers gebleken dat de advertentie-inkomsten van de pers met ongeveer een vijfde zouden dalen bij de invoering van omroepreclame. [dr.W.Van der Biesen]

LITT. H.Verstraeten, Pers en macht. Een dossier over de geschreven pers in België (1980).