Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Nederlandse antillen

betekenis & definitie

Autonoom deel van het Koninkrijk der Nederlanden, behorend tot de Kleine Antillen in de Caribische Zee, verdeeld over de Benedenwindse Eilanden Aruba, Bonaire, Curagao, en de Bovenwindse Eilanden Sint-Maarten, Sint-Eustatius en Saba; 1000 km2, 256 000 inw.

ECONOMIE

De agrarische sector is op de Ned. Antillen nog betrekkelijk onbelangrijk, ofschoon de regering probeert de landbouw, veeteelt en tuinbouw te stimuleren. De belangrijkste produkten zijn aloë’s (Bonaire is een groot exporteur), sorghum, dividivi, grondnoten en bonen, verse groenten en tropisch fruit. In juni 1980 verbood de regering de import van komkommers, groene pepers en aubergines, in een poging de binnenlandse produktie te stimuleren. De belangrijkste industrie is de olieraffinage. Met de ontwikkeling van de Venezolaanse olie-industrie zijn Curagao en Aruba steeds belangrijker geworden.

De Shellraffinaderij op Curafao (dagelijkse capaciteit 360 000 t) en die van Lago Oil op Aruba (dagelijkse capaciteit 500 000 t) behoren tot de grootste ter wereld. De olieraffinage zorgt voor meer dan 95 % van de export. De raffinaderijen zijn echter in ernstige moeilijkheden geraakt, en in 1984 werd de sluiting van Lago aangekondigd.

De produktieve capaciteit van de Ned. Antillen is laag, en de economie heeft een dienstverlenend karakter. Het belastingsysteem is in hoge mate aantrekkelijk voor buitenlandse ondernemingen. Het streven van de. regering is gericht op verbetering van de infrastructuur van de eilanden en op diversifiëring van de economie. Er zijn pogingen ondernomen om niet-olieverwerkende industrieën aan te trekken, en aan het eind van de jaren zestig zijn een elektronische en twee chemische fabrieken opgericht. Een van de grootste droogdokken op het westelijk halfrond is op Curaçao gevestigd.

De economie had ernstig te lijden van de oliecrisis in 1973. Tegen het midden van 1974 werkten de olieraffinaderijen ver beneden hun capaciteit. De niet-olieverwerkende sector had te kampen met de ongunstige gevolgen van de wereldrecessie, en de elektronische fabriek op Curaçao werd in 1975 gesloten. In 1976 was er een record handelstekort van NAf 2,05 mrd. Aan het eind van de jaren zeventig trad er enige verbetering in. Het handelstekort daalde in 1977 tot NAf 867 mln. en de betalingsbalans veranderde van een tekort van NAf 205 mln. in 1978 tot een overschot van NAf 274,9 mln. in 1979. Toerisme is een groeiende sector, m.n. op Aruba, en draagt bij tot de verlichting van de chronische werkloosheid; deze bedroeg in 1980 gemiddeld ca. 19 % (24 % op Curaçao).

In jan. 1980 stemden de autoriteiten op Bonaire in met het voorstel van Amerada Hess Ine. om een olieraffinaderij op het eiland te bouwen. Het project zal werkgelegenheid verschaffen en de behoefte aan bijdragen van de centrale regering verminderen, maar het kan de toeristische attracties waarvan het eiland thans zijn inkomsten verkrijgt, vernietigen.

De Ned. Antillen ontvangen hulp van Nederland (voor 1984 begroot op f 270 mln.). In juli 1983 stelde de Ned. regering voor binnen de begrote gelden een ‘bufferfonds’ in te stellen ter financiering van urgente projecten op de kleinere eilanden, o.a. voor de verbetering van het water- en elektriciteitsbedrijf op Bonaire en de renovatie van een brug en pier op Sint-Maarten. In okt.

1983 besloot de Ned. regering het bedrag aan hulp voor de Antillen te fixeren op 5 % van de totale Ned. begroting voor ontwikkelingssamenwerking. Sinds 1974 krijgen de Antillen geld van de EG, grotendeels bestemd voor verbetering van de infrastructuur, m.n. in de sector van het toerisme. In okt. 1983 stelde de EG-commissie een bedrag van f 6,6 mln. ter beschikking, waarvan f 1,9 mln. als speciale lening, bestemd om krediet te verschaffen aan kleine landbouw- en visserijbedrijven.

CULTUUR

LITTERATUUR. beïnvloed door veranderingen op politiek en sociaal terrein aan het eind van de jaren zestig ontstond er een stroming met nationalistische trekken. Edward A.de Jongh verwerkte de gebeurtenissen van 30.5.1969 op Curaçao in een historische novelle, E dia di mas historiko. In het zoeken naar de eigen identiteit werd terecht de nadruk gelegd op het hoogste cultuurgoed: de taal. Hoewel Diana Lebacs vooral bekendheid verwierf met in het Nederlands geschreven kinderboeken - in 1976 ontving zij de Zilveren Griffel — publiceerde zij ook regelmatig in het Papiament om bij de Curaçaose jeugd de liefde voor het eigene aan te kweken. Op Aruba heeft vooral Ernesto Rosenstand op dit terrein zijn sporen verdiend, terwijl ook een aantal originele toneelstukken, in de landstaal geschreven, op zijn naam staat: Pa nan por ta nan (1979), Nami 5 minut (1982) .

Uit het werk van de jongere dichters komt een sterke sociale bewogenheid duidelijk naar voren: op Aruba bij o.a. Ramón Todd Dandaré en Frank Booi, op Curaçao bij Enrique Muller en Yerba Seku (pseud. voor Richard Hooi). Niet onvermeld mag blijven de Curagaose dichter Walter Palm, die aanvankelijk in het Engels en het Nederlands publiceerde, maar met zijn bundel in het Papiament, Un boka di poesia (1983), deze poëzie ongetwijfeld heeft verrijkt. De vonk van het nationalisme is ook op de Antilliaanse vrouw overgeslagen: naast de poëzie van de begenadigde voordrachtskunstenares Nydia Ecury, mag zeker gewezen worden op de gedichten van o.a. Renee Hendrikse-Rigaud en Mickey Hart. Op Aruba stelden Frank A.J.Booi, Glenda Nava, Joyce Pereira en Wim Rutgers in 1983 een bloemlezing samen onder de titel Cosecha Arubiano (Arubaanse oogst), waar plaats ingeruimd is voor bekende en minder bekende Arubaanse schrijvers en dichters die hoofdzakelijk in het Papiament hebben gepubliceerd. Het derde eiland waar Papiament wordt gesproken, Bonaire, mag zeker niet vergeten worden: ook hier is er sprake van een bloei van het litteraire leven in de landstaal, niet in de laatste plaats door de stimulans van de dichter Carlos Nicolaas en de kunstenaar Frans Booi.

Aan de toestand dat auteurs verplicht waren hun werk in eigen beheer uit te geven, is in 1984 een eind gekomen door de oprichting van de uitgeverijen Kolibri op Curaçao en Charuba op Aruba.

In het belang van de letterkunde in het Papiament ware het te wensen dat de drie eilanden een uniforme spelling gaan hanteren. [dr.J.de Palm]

LITT. C.G.Smit en W.F.Heuvel, Autonoom (1975); A.van der Wal en F.van Wel, Met eigen stem (1980); W.J.H.Baart, Cuentanan di Nanzi… (1983); F.Booi e.a., Corecha Arubiano (1983).

POLITIEK

Een conflict binnen de coalitieregering van premier Rozendal over de ambtenarensalarissen leidde in juli 1979 tot nieuwe verkiezingen. Deze leverden grote winst op voor de Movimiento Antijas Nobo (MAN), een Curaçaose partij (zeven van de 22 zetels). Tweede werd de Arubaanse partij van Betico Croes, de Movimiento Electoral di Pueblo (MEP), met vijf zetels. De Democratische Partij van Rozendal kreeg slechts drie zetels. Na een interimkabinet onder Miguel Pourier vormde Don Martina van de MAN in nov. 1979 een regering, een coalitie van MAN en MEP. Meningsverschil over het olieprotocol deed drie MEP-ministers in sept. 1981 uit de regering stappen.

In jan. 1982 bood Martina het ontslag van zijn kabinet aan. Vervroegde verkiezingen in juni bleken nodig. In nov. kon Martina een nieuwe regering vormen, waaraan zes partijen deelnamen; de MEP bleef afzijdig.

Op 17.1.1979 werd in ’s-Gravenhage de Koninkrijksgroep (KRG) geïnstalleerd, die advies moest uitbrengen over de toekomstige staatkundige structuur van de Antillen. Tijdens de derde vergadering van de KRG eisten de Antilliaanse leden dat de defensie van de Ned. Antillen ook na de onafhankelijkheid moest worden behartigd door Nederland. Tijdens de vierde vergadering, in jan. 1980 op Aruba, bleek Aruba grote bezwaren te hebben tegen een federatief verband met de overige eilanden. De Bovenwindse Eilanden bleven liever bij Nederland. Op de vijfde bijeenkomst van de KRG, in april 1980 op Sint-Maarten, werd besloten het zelfbeschikkingsrecht voor elk van de eilanden te adviseren.

In juni en augustus 1980 volgden nog twee vergaderingen van de KRG in ’s-Gravenhage, zonder dat er op essentiële punten overeenstemming werd bereikt. M.n. over de duur van de overgangsperiode voorafgaande aan de onafhankelijksverlening was men het niet eens geworden. Nederland wilde deze hooguit op tien jaar stellen, waarmee alleen Aruba akkoord kon gaan.

De ronde-tafelconferentie van febr. 1981 in ’s-Gravenhage leidde op een aantal punten evenmin tot overeenstemming. Het slotrapport stelde wel dat er een ruime overgangsperiode in acht genomen zou worden. Tijdens de tweede zitting van de ronde-tafelconferentie, van 26-28 okt. in ’s-Gravenhage, bleek Aruba acuut prijs te stellen op het zelfbeschikkingsrecht. Nederland weigerde echter Aruba garanties te geven voor samenwerking als het eiland zich eenzijdig onafhankelijk zou verklaren. Van Ned. zijde werd ook de onafhankelijkheid van Curaçao nadrukkelijk aan de orde gesteld. Besloten werd een Ned.-Antilliaanse commissie in het leven te roepen, die binnen een half jaar zou rapporteren over alle consequenties die de onafhankelijkheid van Aruba zou kunnen hebben.

Deze ‘commissie van zeven’ kwam onder leiding van de Ned. ex-premier B.Biesheuvel zesmaal bijeen. Men kwam overeen dat Aruba voor hooguit tien jaar een aparte status binnen het koninkrijk zou krijgen, op voorwaarde dat er een goed samenwerkingsverband met de overige eilanden ontstond. Op 7.3.1983 begon in ’s-Gravenhage een nieuwe ronde-tafelconferentie. Op de slotzitting, 14 mrt., was het belangrijkste besluit, dat Aruba per 1.1.1986 een ‘status aparte’ ten opzichte van de overige eilanden kreeg, voor een periode van tien jaar, als overgang naar zelfstandigheid. Gedurende die periode zouden Aruba en de Ned. Antillen een samenwerkingsverband hebben in de vorm van een unie.

In april en mei 1983 vonden op alle eilanden verkiezingen voor een nieuwe eilandsraad plaats. Daaraan voorafgaand werd MEP-leider Betico Croes onder onduidelijke omstandigheden in de buik geschoten. Zijn partij profiteerde daarvan en vergrootte haar meerderheid. Op Curaçao wist de MAN haar meerderheid te verstevigen. In sept. 1984 werd een nieuw Antilliaans kabinet gevormd, waarin de MEP een belangrijke plaats kreeg. De MAN van demissionair premier Don Martina ging in de oppositie. De nieuwe premier werd Maria Liberia-Peters van de Partida Nashonal di Pueblo (PNP), eveneens een Curaçaose partij.

Begin mei 1983 bood gouverneur B.Leito zijn ontslag aan. Hij werd in okt. opgevolgd door R.Romer. Nieuwe bezuinigingsmaatregelen van de regering leidden in nov. tot arbeidsonrust op de Antillen. In jan. 1984 staakten de ambtenaren omdat de prijscompensatie tijdelijk bevroren werd. Hun actie vond weinig sympathie. In okt. 1983 werden de Ned. Antillen toegelaten als geassocieerd lid van de UNESCO/

LITT. R.Kagie, De laatste kolonie: de Ned. Antillen: afhankelijkheid, belastingprofijt en de geheime winsten (1982).